Hoorzitting over de wolf, maar de boeren ontbreken
Michiel de Wit van de Dierenbescherming vond het ook een gemis dat er geen boeren waren uitgenodigd, want, zei hij, zij moeten het samenleven met de wolf in de praktijk brengen. Nu die er niet waren, wist hij wel te vertellen dat schapen die door wolven waren aangevallen, vrijwel nooit goed beschermd waren. „Uit cijfers blijkt dat maar 3 procent een afrastering heeft gebruikt”, stelde hij.
Eline Vedder (CDA) wilde dan wel eens weten hoe dat dan moet in de praktijk. Zij is zelf melkveehoudster en legde haar casus voor. Er zijn gevallen bekend van wolven die koeien hebben aangevallen. „Wij hebben 65 koeien op twintig percelen”, vertelde ze, „die op een paar honderd meter tot twee kilometer van de stal liggen.” Elke dag staan de koeien op een ander perceel. Daarnaast loopt er een schouwsloot dwars over haar percelen, vertelde ze, waar het Waterschap altijd toegang toe moet hebben. „Hoe ga ik mijn koeien nu beschermen?”, vroeg ze. De experts hadden er geen goed antwoord op. „U heeft een onmogelijke opgave”, zei Karina Beuving, een Drentse dierenarts die anderhalf jaar geleden een brandbrief heeft geschreven, omdat ze zag dat de wolvenaanvallen op vee escaleerden. „Nu is het 2024”, zei ze, „en we trekken het niet meer.” De wolfwerende rasters die de Dierenbescherming als oplossing ziet helpen ook niet, vertelde ze, want steeds vaker weten de wolven die rasters te omzeilen. Ook honden zijn niet de oplossing, zei ze, want de honden zijn duur, en je zou een groter aantal honden moeten hebben dan het roedel wolven waar ze tegen op moeten. Een herder om de honden onder controle te houden is bovendien ook nodig. Ze waarschuwde voor het gevaar dat dit soort honden voor de mens kan hebben. „Die honden zijn geen doetjes.”
Natuurgebieden
Hugh Jansman, ecoloog bij de WUR, begreep de frustratie bij boeren wel. „Onze agrariërs krijgen op dit moment ontzettend veel op hun dak”, zei hij, „en dan is de wolf de druppel.” Hij stelde dat de samenleving boeren moet ondersteunen om het vee te beschermen. „Wolven moeten niet leren dat vee makkelijk voedsel is”, stelde hij. „Maar zolang er onbeschermt vee is, zullen aanvallen blijven voorkomen.”
Een verdere oplossing zag hij in een andere inrichting van het landschap. „Verbind natuurgebieden met elkaar”, stelde hij voor, „dan hoeven wolven die van het ene naar het andere natuurgebied trekken, niet over cultuurgrond te gaan.”
Ook in natuurgebieden brengen wolven schade toe, zei Jakob Leidekker. Hij is hoofd bedrijfsvoering van Nationaal Park De Hoge Veluwe. Hij vertelde hoe de wolven die daar sinds de zomer van 2021 leven, alle vrijlevende moeflons hebben gedood, naast honderden herten, reeën en wilde zwijnen. De moeflons, vertelde hij, spelen een belangrijke rol in het behouden van de biodiversiteit van het terrein. Het is de enige grazer die jonge grove dennen eet, en daarmee de landschappen openhoudt. Door het verdwijnen van deze dieren wordt het voortbestaan van de heischrale graslanden bedreigd, en daarmee ook de dier- en plantensoorten die van die habitat afhankelijk zijn. Leidekker pleitte ervoor om bij het streven naar biodiversiteit niet te focussen op één soort, maar te kijken naar het geheel.
Leven met de wolf
Net als de mens heeft ook de wolf bestaansrecht en eigen belangen, stelde Arie Trouwborst, professor natuurbehoudrecht aan de Universiteit Tilburg. Hij wees erop dat de wolf onder verschillende verdragen beschermd is. Dat betekent overigens niet dat de wolf vrij spel heeft: er zal een afweging gemaakt moeten worden tussen de verschillende belangen. De maatschappij zal dus zijn best moeten doen om met het dier samen te leven, zei hij, en vroeg om solidariteit met de wolf, maar ook met de veehouders, die een pittige omschakeling moeten maken.
Pieter van Geel, voorzitter van het Landelijk Overleg Wolf, riep tenslotte op om samen een pragmatische oplossing te vinden. Want, zei hij, je kunt niet voor twee kalveren twintig hectare grasland omheinen. „We zullen elkaar niet overtuigen van de principiële kant van onze visies”, zei hij, „maar we zullen moeten polderen om toch bij elkaar te komen.”