Column: Geven Friese boeren het voorbeeld voor het NPLG?
Provincie Friesland kreeg onlangs van het demissionaire kabinet in verhouding tot andere provincies veel geld in het kader van de gebiedsgerichte aanpak. Voor het NPLG, of beter gezegd het FPLG zoals het programma landelijk gebied in Friesland heet, kreeg de provincie 180 miljoen euro toegezegd voor de komende drie jaar. Een groot deel daarvan, 46 miljoen euro, is bestemd voor het Veenweideprogramma.
In Friesland is het beleid om het inklinken van veen tegen te gaan door de waterpeilen omhoog te zetten tot 40 centimeter onder het maaiveld. De schade die daar uit voort komt wordt vergoed en komt op boerenerven terecht, of wordt omgezet in extra grond zodat boeren die door willen dat kunnen.
Onafhankelijke voorzitter
Deze regeling kwam niet zomaar tot stand. In 2015 ontplofte Friesland zowat doordat de provincie eenzijdig maatregelen afkondigde om de waterpeilen te verhogen. De landbouworganisaties waren echter verdeeld over wat er moest gebeuren en konden zo geen vuist maken. Datzelfde zien we nu terug in een aantal provincies rondom het NPLG.
In 2016 zochten de zeven Friese organisaties naar een onafhankelijke voorzitter om de onderlinge verschillen te beslechten. Die voorzitter vonden ze in de persoon van Geart Benedictus en het lukte hem om de klokken binnen al die organisaties gelijk te zetten. Vervolgens stapten ze samen naar de provincie toe.
De eenheid zorgde ervoor dat de provinciale politiek niet om de landbouw heen kon en ook geen mogelijkheden meer had om organisaties tegen elkaar uit te spelen. Dat betekende niet dat de boerenorganisaties op alle punten hun zin kregen, maar hun invloed op de uiteindelijke plannen is wel erg groot geworden. Eén van de vier doelen van de aanpak werd bijvoorbeeld toekomstperspectief voor de landbouw.
Voorbeeld NPLG
Doordat de Friese politiek niet meer om die organisaties heen kon, ontstond er ook tijd om zaken goed uit te zoeken en pilots te draaien om uiteindelijk tot een definitieve aanpak te komen in de veenweidegebieden. Het hele proces nam acht jaar aan tijd in beslag. Zo gaat dat met ingewikkelde processen in het landelijk gebied, maar dan ligt er aan het eind wel een resultaat waar veel draagvlak voor is.
Ik ken niet alle ins en outs van het proces en het zal vast niet altijd even gemakkelijk zijn geweest, maar het is wel een goed voorbeeld van eendracht maakt macht. Zo’n aanpak zou volgens mij ook kunnen werken binnen de gebiedsgerichte aanpak die binnen provincies loopt. In Friesland gebeurt dat ook al, en dat is gezien door het kabinet en beloond met de euro’s.
Met natuurorganisaties
Voor de gebiedsgerichte aanpak zou de opzet van de organisaties dan wel wat breder moeten, omdat ook de natuurorganisaties partij zijn. De belangenorganisaties van boeren zouden dus samen met de terreinbeherende organisaties om tafel moeten gaan zitten en samen tot een voorstel of een serie uitgangspunten moeten komen. Voor natuurorganisaties kan dat onderaan de streep ook meer opleveren, maar het zorgt ook weer voor normale verhoudingen.
Wat ik zelf hoor van oud-bestuurders van natuurorganisaties is als je vroeger samen om tafel ging zitten, dat er altijd een oplossing kwam. Misschien niet altijd de oplossing die natuurorganisaties het liefst hadden, of het ideaalplaatje van boeren. Wel een oplossing waar iedereen uiteindelijk tevreden mee was en door kon.
Sterke landbouwpositie uitnutten
En als dat vroeger kon, dan kan dat nu ook. Lokale en provinciale afdelingen van zowel de belangenorganisaties van boeren als de natuurbeheerders werden de afgelopen jaren vooral gevoed door de landelijke polariserende uitspraken van hun kopmannen en -vrouwen en de keuzes van de landelijke politiek. Nu er een nieuwe wind waait vanuit Den Haag, gaat dat veranderen. De retoriek dat de natuur op omvallen staat, wordt bij het grof vuil gezet. Het is ook al duidelijk dat er minder geld naar de provincies gaat voor het NPLG, dus er is een goed momentum om ook op regionale schaal de bakens te verzetten.
Het gaat wel tijd kosten, maar dat moeten we ervoor over hebben. Beter meer tijd voor een plan met een breed draagvlak dan een snel plan met grote uitvoeringsproblemen, frustratie en rechtszaken. Want dat maakte de Friese aanpak ook duidelijk. Er is veel jurisprudentie over schadecompensatie, waardoor eigenaren van grond en stallen een veel sterkere positie hebben dan ze zelf vaak denken. Politici en procesmanagers wegen dat ook veel te weinig mee, dus moeten boeren hen dat goed onder de neus houden.