‘Milieuwinst beperkt bij subsidieregeling voor samenwerking in veenweidegebied of nabij Natura 2000’
Melkveehouders die in samenwerking met andere boeren of natuurorganisaties de grondwaterstand willen verhogen en/of willen extensiveren in een veenweidegebied of willen extensiveren nabij een Natura 2000-gebied, kunnen dit jaar voor het eerst gebruikmaken van de nieuwe subsidieregeling ‘Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden’.
Deelname is mogelijk in drie categorieën: gebiedsplan opstellen en samenwerkingsverband opzetten (categorie 1), grondwaterstand verhogen en mogelijke extensivering in veenweidegebieden (categorie 2) of extensivering in en rond stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden (categorie 3).
Effect
Flach wil weten van de minister wat het effect gaat zijn van de regelingen en of er een inschatting hiervan is gemaakt. De SGP’er vindt het een risico dat vooral subsidie wordt aangevraagd door boeren die al extensief zijn en hun bedrijfsvoering maar heel beperkt hoeft aan te passen, waardoor de vergoeding veel hoger kan liggen dan de omzetderving.
Wiersma: ‘Ik herken het punt. Het is een bewuste keuze dat ook koplopers, zoals biologische bedrijven of bedrijven die al geringe drooglegging hebben, in een samenwerkingsverband mee kunnen doen. Het eindresultaat per samenwerkingsverband telt en daarop wordt gerangschikt. De inschatting vooraf was dat koplopers de trekker zullen zijn van de samenwerkingsverbanden en daarin ook anderen meenemen. De vergoeding is gebaseerd op een berekening door de WUR van de gederfde inkomsten en extra kosten ten opzichte van een gemiddeld melkveehouderijbedrijf in veenweidegebied of in Natura 2000-overgangsgebied.’
De minister wijst erop dat dit dezelfde systematiek is als bij het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) en bij de eco-regelingen. De rangschikking richt zich dan ook op doelbereik terwijl de betaling conform de systematiek is van het GLB-NSP (gederfde inkomsten, extra kosten en transactiekosten).
‘Gezonde balans’
De BBB-minister deelt tegelijkertijd wel de mening van Flach dat oversubsidiëring van extensieve bedrijven, waarbij het extensieve karakter al is ingecalculeerd in het verdienmodel (melk- en pachtprijzen), moet worden voorkomen omdat het de lokale grondmarkt (prijsopdrijvend effect) en gebiedsprocessen verstoort en zorgt voor ondoelmatige besteding van schaarse middelen: ‘Ik ben het met u eens dat er een gezonde balans moet zijn tussen subsidiëring en de prestaties die daar tegenover staan.’
Onderscheid
Flach vraagt waarom er geen onderscheid is gemaakt tussen biologische en niet-biologische bedrijven. Wiersma: ‘Nu is 3 tot 4 procent van de agrarische bedrijven biologisch en verspreid over heel Nederland. Het aantal in de Natura 2000-overgangsgebieden is te klein om een gemiddeld referentie biologisch melkveehouderijbedrijf voor deze gebieden te bepalen. Bij biologische bedrijven zijn de voerkosten (grasgewas, krachtvoer) hoger en de melk- en gewasopbrengsten lager en daarop verder extensiveren leidt ook tot extra kosten en gederfde inkomsten.’
Door het kleine aantal biologische bedrijven en de grote diversiteit in bedrijfsvoering van biologische bedrijven is het zeer lastig om een gemiddeld referentie biologisch melkveehouderijbedrijf voor deze gebieden (Natura 2000-overgangsgebieden, veenweidegebieden) te bepalen. Dat speelde dus mee bij de opzet van de regeling.
Interesse in veenweidegebied
De regeling was van 1 mei tot 28 juni 2024 voor het eerst opengesteld. De beslissingen op de subsidieaanvragen zullen in oktober en november worden genomen. Flach wil weten hoe groot de deelname is in de categorie 2 (boeren in veenweidegebieden) en categorie 3 (boeren nabij een Natura 2000-gebied) is.
Wiersma meldt dat er door samenwerkingsverbanden veertien aanvragen zijn ingediend voor categorie 2. Hiervan komen drie samenwerkingen uit Friesland, drie uit Noord-Holland, drie uit Zuid-Holland, drie uit Utrecht, één uit Overijssel en één uit Groningen. De zes veenweideprovincies hebben allemaal dus minimaal 1 aanvraag in hun veenweidegebied.
Dit komt neer op 190 deelnemers en circa 8.000 hectare (waarvan 6.500 hectare veengrond). Het totale budget bedraagt 55 miljoen euro. ‘De samenwerkingsverbanden liggen vooral in de veenweidegebieden waar gebiedsprocessen op gang zijn gebracht en veel weidevogelbeheer plaatsvindt. Extensivering en verhoging van de grondwaterstand passen heel goed bij het Aanvalsplan Grutto en bij het Klimaatakkoord’, aldus Wiersma.
Effect vernatting
Het effect van vernatting is niet eenduidig aan te geven, omdat de rangschikking van de diverse samenwerkingsverbanden voor effectiviteit is gebaseerd op de resterende CO2-emissie van veengrond (lager dan 10 ton koolstofdioxide per hectare) en er moet minimaal 5 procent reductie zijn per samenwerkingsverband.
Animo voor extensivering nabij Natura 2000
In categorie 3 zijn er door 27 samenwerkingsverbanden een aanvraag ingediend. Vier aanvragers komen uit Friesland, twee uit Drenthe, zes uit Overijssel, vijf uit Gelderland, drie uit Noord-Holland, één uit Zuid-Holland, één uit Utrecht, drie uit Noord-Brabant en twee uit Limburg. Dit komt neer op 170 deelnemers en bijna 17.500 hectare. Deze deelnemers hebben voor een bedrag van 160 miljoen euro subsidie aangevraagd.
Ook de mate van extensivering is niet eenduidig aan te geven, omdat de rangschikking van de diverse samenwerkingsverbanden voor effectiviteit gebaseerd is op de resterende stikstofdierexcretie en bemestingsvolume (minder dan 150 of minder dan 100 kilogram stikstof per hectare) in combinatie met de ecoactiviteit verlengde weidegang en afhankelijk van de ligging (binnen 1 kilometer of binnen 2,5 kilometer van stikstofgevoelige Natura 2000-gebied).
Effect op veldemissie
Uit de monitoring zal het effect op de veldemissie (en bijbehorende depositie) van ammoniak volgen door de afname van het bemestingsvolume per hectare gedurende 4 jaar en de toename van extra weidegang. Vooral is de inschatting gemaakt dat het bemestingsvolume ook bij de koplopers, zoals biologische en biodynamische bedrijven, met minimaal 10 procent zal verminderen ten opzichte van de biologische en biodynamische norm (van 170 naar 150 kilogram stikstof per hectare en van 112 naar 100 kilogram stikstof per hectare).
De aanvragen gezamenlijk reduceren de stikstofdierexcretie gemiddeld met ruim 15 procent gedurende 4 jaar bij de bedrijven die een afname in stikstofdierexcretie begroten. Er zijn ook hele extensieve bedrijven die geen afname in stikstofdierexcretie begroten. Wiersma is voornemens bij de volgende openstelling de eisen voor de reductie van stikstofdierexcretie aan te scherpen.
Veel animo voor regeling: budget overtekend
De subsidieregeling ‘Samenwerking in veenweidegebieden en Natura 2000-overgangsgebieden’ is een succes te noemen, want het budget van de regeling is overtekend.
Voor categorie 2 is ruim 55 miljoen aangevraagd en voor categorie 3 is ruim 160 miljoen aangevraagd, terwijl er voor categorie twee 37,5 miljoen was begroot en voor categorie 3 ruim 160 miljoen.
Het ministerie van LVVN kijkt daarom momenteel naar een verhoging van het budget. De minister moet hier vervolgens een beslissing over nemen. De mogelijke effecten op samenwerkingsverbanden worden nog onderzocht.
Tekst: Bas Lageschaar
Bas Lageschaar groeide op tussen de weilanden in de Achterhoek. Daardoor had hij altijd al belangstelling voor de agrarische sector. Voor Agrio zit hij in de redactie politiek en beleid. Bas volgt het laatste (regionale) nieuws op de voet en schrijft voor de regionale websites en verschillende printuitgaven.
Beeld: Ellen Meinen
Bron: Tweede Kamer