
Flexibiliteit boer door certificering weidevogelgebied

Het eerste gecertificeerde weidevogelgebied in Nederland bevindt zich in de Soarremoarrepolder tussen de Friese plaatsen Akkrum en Aldeboarn. Sinds jaar en dag beheren de families Peenstra en Voolstra hier met drie bedrijven zo’n 200 hectare op een extensieve, biologische manier met hart voor de weidevogel. Inmiddels is ruim 150 hectare gecertificeerd; dit jaar komt daar circa 40 hectare bij.
Jitze Peenstra is een van de boeren binnen deze samenwerking. Met de drie boerenbedrijven werken wij in de Soarremoarrepolder samen om tot een zo goed mogelijk weidevogelbiotoop te komen, zegt hij. „Wij passen hier particulier natuurbeheer toe en zijn continu bezig om volgende stappen te zetten. De werkwijze van Wim Schippers en zijn kennis over kruidenrijkheid kenden wij al en zo zijn wij twee jaar geleden begonnen met de toepassing van de weidevogelmodule van Part-Ner. Hoe ziet ons hele gebied er nu daadwerkelijk uit en hoe kunnen wij ervoor zorgen dat er zoveel mogelijk kuikens vliegvlug worden?” Vooral de ontwikkeling van kruidenrijke percelen en de bijbehorende typering sprak Peenstra erg aan.
Nulmeting
De certificering behelst onder meer een nulmeting van het betreffende weidevogelgebied. Peenstra: „Door de nulmeting krijg je een goed overzicht van waar jouw gebied aan voldoet en waar je nog vervolgstappen kunt maken. Voor ons gebied is dit vooral het toewerken naar minimaal 10 procent van het kruidenrijk type 3 areaal. Het is een stukje bewustwording om daadwerkelijk een volgende stap te zetten en daarnaast is het vooral heel leuk om hier mee bezig te zijn en van elkaar te leren.”
De Soarremoarrepolder is aangewezen als Aanvalsplan Grutto-gebied en de weidevogelmodule sluit hier goed op aan. Deze module past bijna naadloos op de doelstellingen en kenmerken van Aanvalsplan Grutto-gebieden, zegt Peenstra. „Grote, robuuste gebieden met hoge waterpeilen, plasdrasgebieden en voldoende voor kuikens geschikte kruidenrijke percelen tijdens het hele seizoen.”
Van de boer vraagt het wel om een behoorlijke aanpassing van de bedrijfsvoering. Maar een intrinsiek gemotiveerde boer die veel voor weidevogels wil doen, krijgt er ook veel voor terug wat betreft flexibiliteit en vrijheid. „Het ene seizoen is het andere seizoen niet en door die flexibiliteit kun je je werkwijze aanpassen op hetgeen de vogel nodig heeft. Dus resultaat- en doelgericht natuurbeheer in plaats van datum-natuurbeheer”, aldus de Friese vleesveehouder.
‘De intrinsiek gemotiveerde weidevogelboer weet echt wel wat hij doet’
Nieuw ANLb-pakket
Naast boer is Peenstra ook gebiedscoördinator voor het collectief It Lege Midden. Samen met dit collectief heeft hij in januari een voorstel ingediend bij BoerenNatuur Nederland om de weidevogelmodule als nieuw pakket te implementeren in de ANLb-systematiek, met een standaardvergoeding per hectare. Door de weidevogelmodule met certificering in te zetten als nieuw ANLb-pakket, kan ook in andere weidevogelrijke gebieden een gunstiger weidevogelhabitat ontwikkeld worden. De verwachting is dat in de loop van de tweede helft van 2025 hier meer duidelijkheid over komt.
Peenstra kijkt in zijn eigen gebied vooral uit naar hoe het aangepaste beheer de komende jaren zijn vruchten af gaat werpen. „Ik ben heel benieuwd hoe de toepassing van deze methode gaat bijdragen aan onze weidevogelpolder. Hoe gaat de verdere ontwikkeling van onze kruidenrijke percelen en welke toegevoegde waarde heeft het daadwerkelijk voor de kuikens?”
Basiskwaliteiten en nulmeting
Bij de weidevogelmodule hoort een certificering van de betreffende weidevogelgebieden. Voor certificering van weidevogelgrasland wordt uitgegaan van een soortenrijk areaal van minimaal 100 hectare, waarbinnen de leefomstandigheden geschikt zijn voor minstens 75 broedparen weidevogels per 100 ha (met minimaal 7 soorten). In gruttogebieden komt dat overeen met tenminste 15 broedparen grutto per 100 ha. Dit areaal kan ingebracht worden door meerdere boeren. In het kader van de certificering worden de volgende basiskwaliteiten met een nulmeting getoetst:
▶ Tenminste 50 procent van het te certificeren graslandareaal bestaat uit vochtige, structuurrijke graslanden van type 2 (minimaal 40 procent) en kruidenrijke graslanden van type 3 (minimaal 10 procent).
▶ Opzetten van slootpeilen tot minimaal 20 cm onder slootrand op minimaal 40 procent van het areaal.
▶ Plasdras-omstandigheden op minimaal 2 procent van het areaal.
▶ Spreiding van mestgiften per graslandtype (weidemest, vaste stalmest of eventueel kleine hoeveelheden drijfmest bovengronds).
Geschikt milieu
Naast natuur- en vogelbeschermer Rudi Terlouw is Wim Schippers een van de schrijvers van deze weidevogelmodule in opdracht van Part-Ner. Schippers is expert op graslandgebied en auteur van de populaire veldgids ‘Ontwikkelen van kruidenrijk grasland’. Hij heeft zijn jarenlange ervaring gecombineerd met onderzoeksgegevens en dat vervolgens vertaald naar vuistregels die prima werken in de praktijk.
De basis van de weidevogelmodule is dat je een geschikt milieu creëert voor minimaal 75 broedparen weidevogels per 100 hectare, zegt hij. „Je rekent echter niet af op het aantal broedparen weidevogels, maar op dat geschikte milieu. De basis is een optimale verdeling in graslandtypen die zorgt voor voldoende geschikt kuikenland gedurende de hele kuikenfase. Van het gecertificeerde areaal moet 50 procent geschikt zijn als kuikenland.”
Doen wat nodig is
De certificering van weidevogelgebieden wordt georganiseerd door Part-Ner. Door toepassing van de weidevogelmodule binnen een weidevogelgebied zorg je ervoor dat je daadwerkelijk tegemoet komt aan dat wat de weidevogels nodig hebben, zegt directeur Tineke de Vries. „Bijvoorbeeld door de toepassing op een bepaald moment van een stuk drukbeweiding (in korte tijd relatief veel vee laten grazen, red.), de maaidata verschuiven naar een moment dat de vogels er zijn of er juist niet zijn of dat je de mogelijkheid hebt om plasdrassen te verleggen.”
Binnen het certificaat heb je deze mogelijkheid om flexibel te werken, omdat je steeds laat zien dat de randvoorwaarden voor je gebied op orde zijn. Deze manier van werken strookt vaak niet met de strakkere regels binnen de huidige ANLb, aldus De Vries. „Er moet vertrouwen vanuit overheden komen dat de intrinsiek gemotiveerde weidevogelboer weet wat hij doet. Door de certificering geeft de boer een verantwoording van hetgeen hij voor de weidevogel heeft gedaan.”
‘Boeren binnen gezonde grenzen’
Een stap verder dan het toepassen van de weidevogelmodule is de transitie naar ‘Boeren binnen gezonde grenzen’. ‘Binnen gezonde grenzen’ draait niet om maximalisatie van het aantal liters melk, maar staat voor: géén belasting van bodem, water en lucht, met daarbij een enorme plus voor de biodiversiteit. Biodiversiteit wordt dan weer een logisch gevolg van de bedrijfsvoering en is tegelijkertijd onmisbaar om de mineralenbenutting, diergezondheid en kostenbesparingen te optimaliseren. Voor melkveehouderijen is er inmiddels door Part-Ner een eenvoudige, op de praktijk geënte methode ontwikkeld die laat zien hoe werken binnen gezonde grenzen zorgt voor een goede boterham én voor continuïteit. De methode biedt een duidelijke stip aan de horizon en schetst praktische stappen om daar te komen.
Tekst: Simon Spriensma
Beeld: Jitze Peenstra, Wim Schippers, Aardewerk Advies