Meer mestruimte Flevo goed voor kwaliteit akkerbouw en ruwvoer
Flevoland is een gebied waar akkerbouwers en veehouders topopbrengsten halen op hun bedrijven. Voor beide sectoren is de fosfaatruimte en de stikstofruimte een punt van zorg, vinden de telers. Ze voeren meer fosfaat af dan ze aanvoeren. „De waterkwaliteit noodzaakt niet tot zo’n strenge mestnorm”, zegt Hubert Levers, melkveehouder aan de Knarweg. Tijdens een thema-avond over bodem en kringlopen in Swifterbant bespraken boeren en boerenbelangenorganisaties welke kant zij uit willen met de nutriëntenkringloop.
Het Nutriënten Management Instituut (NMI) in Wageningen onderschrijft dat in de polder meer van de bodem gehaald wordt dan aangevoerd. Volgens Gerard Ros van het NMI blijft desondanks het organische stofgehalte van de bodems meestal niet te dalen en fosfaatgehaltes (PAL) blijft min of meer constant. Ros zegt wel dat bij een intensief bouwplan organische stof gaat dalen. „We zien in metingen van het RIVM, in het netwerk voor bodembiologie (BoBi), dat bij een intensief bouwplan het bodemleven minder actief wordt.”
Organische mest
Stalmest werkt positief op de regenwormen die vertikaal door de grond bewegen, de pendelaars die goed voor de indringing van water en lucht zijn in de diepere bodemlagen. Langdurig stalmest geven is goed voor deze wormen, voor oppervlakkig bewegende wormen is geen effect te zien.
Bij fosfaat is de PAL-toestand vaker laag op bouwland dan op grasland. Ongeveer 15 procent van de Flevolandse graslanden valt in de klasse PAL laag en 34 procent van het bouwland. Ros concludeert dat meestal fosfaat dus geen probleem hoeft te zijn op de Flevolandse grond. In gesprek met boeren in het gebied blijkt dat de kwaliteit van voer en akkerbouwproducten bij hen aanleiding is om toch liever wat ruimer te mogen bemesten, vooral met de eigen dierlijke mest.
Praktijktests
Jaap Gielen van Countus was betrokken bij meerdere projecten rond nutriëntenkringloop op boerenbedrijven. De ervaring die hij bij deze boeren opdeed was dat de eiwitgehaltes in gras, maïs en ander voer omhoog gaat als er meer mestruimte is. „Op Flevolandse melkveebedrijven komt 56 procent van het eiwit van eigen grond. We willen graag naar 65 procent. Nu haalt 25 procent van de melkveehouders dat.” Gielen concludeert dat er bij meer mestruimte minder aanvoer van soja van elders nodig is en dat dit een milieuvoordeel zou zijn, hoewel het haaks staat op het beleid van generieke fosfaatbeperking.
Op melkveebedrijven is de beperking op fosfaat en stikstof uit dierlijke mest merkbaar in het eiwitgehalte in met name de laatste snedes gras. Op akkerbouwbedrijven lijkt de bemestingsruimte niet direct voelbaar in de productkwaliteit, behalve bij pootgoed. Pootgoed is wel een economisch zeer belangrijk gewas op veel Flevolandse akkerbouwbedrijven en volgens de telers is dat een reden om fosfaatruimte te geven.
Mest op het eigen bedrijf houden heeft voor veehouders voordelen. Ondanks dat dit minder efficiënt werkt dan kunstmest verkiezen veel veehouders dierlijke mest boven kunstmest. Een belangrijke reden is dat bodemstructuur en bodemleven beter zijn bij dierlijke mest.
Verantwoordelijk
Voor de maatschappij zijn transport, bewerking van dierlijke mest en energiegebruik bij kunstmestproductie ongewenste bijwerkingen van de mestwetgeving. Reden om bij ontbreken van milieubelasting ruimte aan boeren te geven. Boeren zeggen in Swifterbant dat ze net zo goed als iedereen uitspoeling ongewenst vinden. Ze willen efficiënt zijn met mest en hun gebied beschermen tegen vervuiling. Aan de andere kant voelen veehouders en akkerbouwers dat ze onder een vergrootglas liggen. Als er al ruimte komt dan zal Den Haag om zich naar Brussel te verantwoorden de controle willen behouden.