‘Voerwisselingen oorzaak tarwekrabben’
Als een vleeskuikenhouder begint met bijvoeren van hoge tarwepercentages leidt dit juist vaker tot meer tarwekrabben. Dat blijkt uit een onderzoek van diergeneeskunde-student Elise Wessels bij het Gezondheidscentrum voor Pluimvee (GvP) in Emmen.
De studente hield een enque onder vleeskuikenhouders (in totaal 108 koppels), nadat ze in overleg met de pluimveepraktijk een specifieke vragenlijst had opgesteld.
Tarwekrabben werd op 53 procent van de onderzochte vleeskuikenbedrijven waargenomen. Bovendien zegt 42 procent dat er ook voer uit de pannen wordt gekrabd. Daarom spreekt men ook wel over voerkrabben. Tarwekrabben lijkt ook sterk samen te hangen met de tarwe- en voerleverancier.
Voerwisselingen
Tarwekrabben lijkt samen te hangen met het moment waarop met tarwe bijvoeren wordt begonnen.
De meeste pluimveehouders beginnen rond dag 10 tarwe bij te voeren. Tarwekrabben wordt kennelijk het vaakst vastgesteld tussen dag 11 en 14 en dag 19 en 22. Dit valt samen met de wisseling van startvoer naar groei-1 voer en de wisseling van groei-1 naar groei-2 voer. Voerwisselingen lijken een oorzaak te zijn van tarwekrabben, is een uitkomst van het onderzoek.
Kijk op de website van het GvP Emmen voor alle antwoorden op de 10 vragen die aan vleeskuikenhouders gesteld zijn.