Serie over aardappelkwekers
Jan Darwinkel: ‘Soms heb je een gelukstreffer’
Op 17-jarige leeftijd had Jan Darwinkel al zijn eerste zaailingen in de kas staan. „Het was 1960, ik zat op de middelbare landbouwschool en we kregen knollen mee naar huis om daar mee aan de slag te gaan. Een oom van mij werkte destijds bij een kweekbedrijf en hij zei tegen mij: Dat is net iets voor jou.” Helaas liep het met die eerste schreden op het kwekerspad minder goed af. „In 1963 hadden we een strenge winter. Ik dacht dat ik mijn aardappelen goed had weggelegd, maar ze zijn allemaal bevroren”, zegt hij lachend bij de herinnering.
Na de landbouwschool runde Darwinkel in maatschap met zijn vader het akkerbouw- en melkveebedrijf in Noord-Drenthe, maar moest hier na enkele jaren om gezondheidsredenen weer uit stappen. Hij ging aan de slag bij Aviko en later bij Aceco (één van de voorlopers van Agrifirm). In 1971 pakte hij het veredelen weer op, na een oproep van zijn toenmalige Aviko-directeur. „Hij zei tegen mij: Jan, we hebben een nieuwe Bintje nodig, ik zou maar weer beginnen met kweken.” En al is die opvolger van Bintje er (nog) niet gekomen, de liefde voor het veredelen is er niet minder om geworden. Want nu, bijna zestig jaar later, is hij nog steeds heel actief aan het kweken. Draaide het in het begin vooral om rassen die geschikt waren voor de zetmeelindustrie, de laatste decennia richt hij zich ook op consumptie- en fritesrassen. De nadruk ligt hierbij op het kweken van vroege rassen.
Lees verder onder de foto
Het veredelen doet hij bij huis in het Drentse Langelo. Voor het proefveld huurt hij een perceel van zijn buurman, omdat dit vrij is van aardappelmoeheid. „Mijn eigen perceel is dat helaas niet meer.”
De liefde voor het veredelen zit volgens Darwinkel vooral in de verrassing. „Het onverwachte wat je tegenkomt, het spelen met de genen. Je hoopt altijd dat er een topper uit komt, maar de praktijk is dat je in het eerste jaar al 90 procent van de nakomelingen weg doet.”
Waar hij zich vooral op richt? „Dat is maar net wat de handelshuizen vragen”, zegt Darwinkel. De focus ligt bij hem op het inbouwen van resistentie tegen phytophthora. „Ik heb een paar mooie nummers liggen die wel wat kunnen worden”, zegt hij hoopvol. Maar ach, eigenlijk is hij wel met veel meer bedreigingen voor de aardappelteelt bezig, of het nu gaat om AM of chitwoodi of iets anders. „Soms heb je een gelukstreffer en vind je iets extra’s.” De basis blijft echter een goede opbrengst. „Als die er niet is, wordt het nooit een ras.”
Lees verder onder de foto
Darwinkel heeft in zijn loopbaan als veredelaar al meerdere rassen op de rassenlijst gekregen, waarvan Actrice de grootste is. „Daarvan staat 240 hectare in Nederland, en 120 hectare in Canada.” Een tafelaardappel die in 1999 is ontstaan uit een kruising tussen de rassen Denise (ook uit de stal van Darwinkel) en het Agrico-ras Agata. „Denise heeft een goede smaak en Agata een mooie huid en een goede productie. Daar heb ik geprobeerd iets goeds uit te krijgen. En dat is gelukt.” Maar de Drentse kweker heeft veel meer rassen op zijn naam staan. Om er een paar uit te pikken: het zetmeelras Dartiest, Abalone, Denise, Luciana.
Darwinkel is een trouwe bezoeker van de jaarlijkse rassenshows die de handelshuizen in november houden. Ook bezoekt hij veel beurzen, soms alleen, maar vaak met een aantal collega’s. „We gaan straks met een man of zeven naar de Fruitlogistica in Berlijn. Dat combineren we dan met bezoeken aan een aantal Duitse handelshuizen.”
Wie aan de slag wil als aardappelkweker moet over doorzettingsvermogen beschikken, meent hij. En, zegt hij met nadruk: „Je moet je eigen kop volgen. Ga verder met waar je zelf in gelooft. Dat heb ik zelf ook gedaan. Dan zal je versteld staan waar je uitkomt.”