Deskundigen blijven uit voorzorg Friese geitenstop steunen
GGD Fryslân blijft achter het advies staan om nieuwvestiging en uitbreiding van geitenhouderijen niet toe te staan tot er meer duidelijk is over het mogelijke verband tussen geitenhouderijen en longinfecties. Volgens Gea de Meer van de gezondheidsdienst is men met het advies niet over één nacht ijs gegaan. Geitenhouder Klaas Sjoerd Meekma uit Deinum vindt de maatregel veel te drastisch. „We krijgen maar geen antwoord op de vraag of je de resultaten van Brabant wel mag vertalen naar hier.”
Meekma krijgt steun van Hans van Roekel van LTO Noord vakgroep melkgeitenhouderij. „We hebben begrip voor de keuze. Toch heeft Brabant geheel andere problemen, zeker als je het met Friesland vergelijkt.” Hij wijst op het kleine aantal geitenhouderijen, 22 met meer dan 50 dieren, en de beperkte groei. „Het roept de vraag op waarom niet de keuze om alleen terughoudend te zijn met de nieuw vestiging en de ontwikkeling van bestaande ontwikkelingen mogelijk houden. Dat zou in Friesland zeer plausibel zijn. Een geitenstop van een jaar is te overzien, maar langer daar tref je bedrijven, die nog in ontwikkeling zijn, hard mee.”
Duidelijke risicoverhoging
Onderzoeker Lidwien Smit van de Universiteit van Utrecht ziet in het kleine aantal bedrijven niet een argument om de uitkomsten van het RIVM-onderzoek te negeren. „We zien een duidelijke risicoverhoging op luchtwegklachten binnen een straal van twee kilometer met een geitenhouderij. De vraag is wat het causale verband is. We willen die puzzel oplossen.” Er vindt een microbiologisch onderzoek plaats, dat in 2022 moet worden afgerond. „Maar ook dan bestaat de kans dat we niet een oorzaak gaan vinden. Daar moeten we ook eerlijk over zijn.”
Europees specialist René van den Brom van de Gezondheidsdienst voor Dieren voelt zich gesterkt in zijn opvatting dat ‘een geitenstop niet op feiten maar op emoties is gebaseerd’. „Ik weet niet of dat een goede basis is voor besluitvorming. Ik wil het probleem niet bagatelliseren, als er daadwerkelijk iets is moet je ook iets doen. Toch zet ik vraagtekens bij hoe goed de data uit het eerdere onderzoek zijn.” Paul Tang, arts infectieziektenbestrijding, erkent dat het lastig is om duiding voor Friesland te geven, want pas dan kun je beleid vormen. „Tot die tijd adviseren we om vestiging of uitbreiding niet toe te staan. Met nieuw onderzoek passen wij ons advies zo mogelijk aan.”
De Brabantse arts Jos van de Sande is blij met die instelling. „De periode met Q-koorts willen we niet meer meemaken”, spreekt hij uit ervaring. „Volksgezondheid moet in mijn optiek altijd de hoogste prioriteit krijgen. Ik merk nu ook dat volksgezondheid nog in het beklaagdenbankje zit. Als u economie op één zet, dan moet u dat ook goed uitleggen aan de burger. Ik zie voldoende bewijs voor het risico. Bovendien is de perceptie van de risico’s minstens zo belangrijk als wetenschappelijk bewijs. De overheid moet grenzen stellen.” Hij voelt niet in een versoepeling van de geitenstop. „Als we kijken naar zoönose kijken, dan zitten we in het dichtbevolkte Nederland in een hele lastige situatie. Wees daarom voorzichtig. Ga beslist niet versoepelen, ook niet voor preventiemaatregelen. Misschien laat je ondernemers wel investeren in iets dat straks met de uitkomsten van het onderzoek niet aan de preventie doet.”
Q-koorts
De voorzichtigheid is volgens onderzoek Lidwien Smit een direct effect van de problematiek rondom de Q-koorts. „Dat heeft zeker een rol gespeeld. De overheid heeft daar lering uit getrokken en denkt nu laten we eerst voorzichtig is. Bovendien is het niet zo dat we met een tijdelijke stop op uitbreiding en nieuw vestiging de geitensector de nek omdraaien.”
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Ruth van Schriek