Onzekerheid Friese geitenstop blijft
Volgens woordvoerder Gerrit Hofstra is bij provincie Fryslân bekend dat één ondernemer door de geitenstop moest wachten op duidelijkheid rond zijn aanvraag. Die kan nu in de betreffende gemeente in behandeling worden genomen. De provincie registreert aanvragen niet en daardoor kan Hofstra niet aangeven of er in de paar dagen sinds de opheffing van de tijdelijke stop op 14 augustus nog plannen voor nieuw vestiging of uitbreiding van geitenbedrijven zijn ingediend.
Nieuw vestiging
„Nieuw vestiging valt in principe onder de verantwoordelijkheid van de gemeente”, legt hij uit. „Ook als een melkveehouderijbedrijf wordt overgenomen om er een geitenhouderij te starten, zal de ondernemer een milieuvergunning moeten aanvragen bij gemeente en de Fryske Utfieringsttsjinst Miljeu en Omjouwing. Het raakt de provincie wel als er een vergunning voor de natuurbeschermingswet aan de orde is. Dat is het geval als er een geheel nieuwe geitenhouderij gebouwd wordt. Maar ook als er een bestaande melkveehouderij wordt omgebouwd tot geitenhouderij. De Nb-wet vergunning zou dan onvoldoende kunnen zijn. Van geval tot geval kan dit erg verschillen.”
Gecontroleerde groei
Hofstra merkt op dat met de PAS-problematiek is (nieuw)vestiging van geitenhouderijen in Fryslân sowieso erg onzeker is. Op dit moment is in ieder geval het reguliere beleid van kracht. Na een geitenstop van zes maanden nam een meerderheid in juli dat besluit. In dezelfde vergadering werd een motie aangenomen dat moet leiden tot een aangescherpt beleid voor een beperkte en gecontroleerde groei van de sector. „Gedeputeerde Staten dienen nog een besluit te nemen over de uitvoering van deze motie. De dienst zal hiervoor een advies opstellen en dit aan GS voorleggen. Dit zal in de komende maanden gebeuren”, aldus Hofstra.
Omgevingsvisie
Fryslân is momenteel ook bezig met het opstellen van een provinciale Omgevingsvisie, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet. Provinciale staten behandelen op 25 september het ontwerp, waarin al het (strategische) beleid voor de fysieke leefomgeving een plek krijgt. „Daarna wordt de ontwerp-Omgevingsvisie ter visie gelegd. Iedereen kan daar dan op reageren. Binnengekomen reacties kunnen leiden tot aanpassingen. Vervolgens stellen GS en PS de Omgevingsvisie vast.” Verdere uitwerking van het beleid kan volgens Hofstra plaatsvinden in programma’s voor diverse onderdelen. Ook specifieke notities voor de melkveehouderij én voor de intensieve veehouderij vallen daar onder.
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Ruth van Schriek