Lisdodde lijkt meest geschikte natte teelt voor veenweidegebied
Om meer inzicht te krijgen in nieuwe, rendabele en duurzame landbouwactiviteiten voor deze groep melkveehouders, is bij KTC Zegveld al geëxperimenteerd met verschillende teelten op vernatte veengrond. De hoofdvragen in dit onderzoek sluiten daarbij aan en luiden: Welke teelten kunnen er groeien op natte veengrond, hoe kunnen deze als voer op het melkveebedrijf ingezet worden en welke verdere toepassingen en verdienmodellen zijn er?
Daarbij is gekeken naar vier specifieke teelten: lisdodde, riet, miscanthus (olifantgras) en wilg. Bij de verkenning is onderzocht in hoeverre deze vier gewassen bestand zijn tegen hoge waterpeilen, welke opbrengsten ermee gehaald kunnen worden en of het gewas inpasbaar in het melkveebedrijf als voer of strooisel.
Opbrengst droge stof
Wanneer de verschillende opbrengsten van droge stof per hectare wordt vergeleken springen lisdodde en riet eruit. ‘Afhankelijk van het waterpeil, de beschikbaarheid van nutriënten, de leeftijd van het gewas en het oogstseizoen kan lisdodde 4 tot ruim 20 ton droge stof per hectare opleveren’, zo wordt geschreven in het onderzoeksrapport. ‘De winteroogst is door uitdroging en uit elkaar vallen van afgestorven delen kleiner dan de zomeroogst. Op een geplagde zode bij KTC zonder bemesting met een waterpeil van + 20 centimeter had lisdodde een opbrengst van 5,9 ton droge stof per ha en met bemesting een opbrengt van 9-10 droge stof per ha.’ Uit de vergelijking bleek dat riet de hoogste opbrengst droge stof opleverde, van de vier vergeleken teelten.
Miscanthus bleek moeite te hebben met een hoger waterpeil: ‘Bij een peil van + 20 cm zijn veel planten doodgegaan en was de opbrengst hooguit 0,1 ton droge stof per ha.’ Ook de wilg lijkt niet veel op te leveren. ‘Wilgen op een geplagde zode bij een permanent waterpeil van + 20 cm blijven wel in leven maar produceren weinig biomassa.’
Voederwaarde
Bij de vergelijking van de voederwaarde van de vier onderzochte natte teelten is gekeken naar de verteerbaarheid van de organische stof (VCOS). Daaruit blijkt dat de lisdodde bij oogst vóór de bloei een VCOS heeft van 70 procent. Dit gewas komt daarmee wat betreft de VCOS als enige dichtbij vers gras, met een VCOS van 79 procent. ‘Bij oogst in het groeiseizoen en vóór de bloei kan het groene gewas gebruikt worden als voer voor koeien, zowel vers als ingekuild.’ Ook de wilg doet het wat dat betreft redelijk met een VCOS-percentage van 62 procent.
Ook is het aantal gram ruw eiwit per kilo droge stof bekeken. Bij oogst voor de bloei scoort de lisdodde ook op dit aspect hoog, met 120 gram per kilo droge stof. Echter kan uit de wilg het meest worden gehaald. ‘Wilgentwijgen kunnen gebruikt worden als voer. Bladeren en twijgen samen hebben een ruw eiwitgehalte oplopend tot 190 gram droge stof en bevatten hoge gehalten aan sporenelement, zoals selenium en zink.’ De onderzoekers vergeleken dit met 183 gram ruw eiwit per kilo droge stof in het geval van vers gras.
Uit het onderzoek blijkt dat miscanthus niet bruikbaar is al veevoer, door de lage verteerbaarheid. Miscanthus en riet behalen respectievelijk waarden van 34-43 en 58-115 gram. De waarde van riet als veevoer is dan ook matig tot redelijk, concludeert het Louis Bolk Instituut.
Strooisel, energie en isolatie
Om te bepalen of de vier gewassen al dan niet geschikt zijn voor strooisel in stallen, is de waterabsorptie (milliliter water per gram strooisel) gemeten. Ook hieruit blijkt dat de lisdodde als beste uit de test komt, met een absorptie van 3,24 ml per gram strooisel. Riet (2,14), wilg (1,65) en miscanthus (2,40) doen het op dat gebied aanzienlijk minder goed. Echter is het verschil in absorptie met bijvoorbeeld zaagsel (4,65) en tarwestro (4,04) niet gering.
De onderzoekers stellen dat energie in het geval van een meervoudig verdienmodel ook een toepassing zou kunnen zijn. Wat betreft de verbrandingswaarde van de vier onderzochte gewassen liggen de waarden dicht bij elkaar, maar de lisdodde en wilg leveren het meeste op.
Tot slot is er onderzocht welke gewassen geschikt zijn voor de productie van isolatiemateriaal. Uit de beschikbare waarden blijken zowel lisdodde, riet en wilg niet veel onder te doen voor het veel gebruikte steenwol. Maar als bijvoorbeeld wordt gekeken naar brandveiligheid en gevoeligheid voor schimmel is lisdodde een geschikt gewas.
Verder onderzoek
Op basis van deze eigenschappen – en daarnaast ook diensten als het vastleggen van koolstof en bergen van water – is een conclusie getrokken door de onderzoekers. ‘Hoewel miscanthus en wilg onder andere groeiomstandigheden hun positieve eigenschappen hebben, is duidelijk dat ze bij een grondwaterpeil van – 20 cm en hoger niet genoeg opbrengst geven en dus afvallen als natte teelt’, zo concludeert het Louis Bolk Instituut.
‘Lisdodde en riet liggen wat betreft eigenschappen dicht bij elkaar. Lisdodde heeft een hoger waterpeil nodig (+ 20 cm) dan riet om goed te groeien. Dit hogere waterpeil heeft mogelijk consequenties voor de methaanuitstoot. Een ander belangrijk verschil is dat lisdodde meer kansen biedt als ruwvoer, terwijl riet enkel als structuurvoer gebruikt kan worden. Wel is het nog onduidelijk wat langetermijneffecten zijn op de productie van meerjarig groen oogsten van lisdodde.’