Vogelvrij
Column: Het wassende water
Op het moment dat ik deze column schrijf is het de avond van 31 januari en de wind jaagt om het huis. Deze nacht, 67 jaar geleden, raasde er een zware storm over Nederland. Een storm die op 1 februari 1953 in Zuid-Holland, West-Brabant en Zeeland de Watersnoodramp veroorzaakte.
Dijken braken door, polders liepen onder en huizen en boerderijen spoelden weg. In Nederland en op zee verdronken ruim 2.000 mensen, waarvan een aantal nooit is teruggevonden. Tienduizenden dieren verdronken en een paar honderdduizend hectare land liep onder zout water.
Tweede Wereldoorlog
In een klein plaatsje in Zeeland keken een jonge boer, zijn vrouw en hun twee dochtertjes naar het stijgende water rond het huis. De jonge boer en zijn vrouw hadden nog maar acht jaar geleden veel ellendige dingen meegemaakt in de Tweede Wereldoorlog. Beiden hadden een sterke afkeer, ja zelfs haat tegen Duitsers.
De twee dochtertjes, dekens en eten en drinken werden naar de zolder in het huis gebracht en de jonge boerin zei: „Jij moet naar de beesten gaan, zorg dat ze niet verzuipen”. Het vee stond in een stal van een oom een kleine 500 meter verderop.
Na wat discussie en, zoals zo vaak, luisterde de jonge boer naar zijn vrouw. Hij ging op 1 februari op weg naar de boerderij van zijn oom. Tot zijn borst wadend door het koude water. Hij kwam verkleumd aan bij de stal die iets hoger stond. Hij bracht stro en hooi naar de graanzolder, joeg de 8 kalveren en een klein koppeltje pinken tegen de trap op, molk zijn 14 koeien met de hand en zag het water hard omhoogkomen. Hij zette zoet water voor zijn koeien en zijn paard in melkbussen op zolder.
Het water kwam zo hoog dat terug naar huis gaan geen optie meer was en hij kon het huis ook niet zien. Drie dagen later kwamen er amfibievoertuigen aanvaren, zogenaamde Ducks. In de voorste zat zijn jonge boerin. Zij en hun dochtertjes waren gered en zij had de soldaten die de Ducks bestuurden ertoe overgehaald om langs de stal te gaan. Haar boer en hun vee en paard werden ook gered.
Toen alle jongvee was ingeladen en paard en koeien achter de Ducks waren gebonden, zei de jonge boer tegen een soldaat dat hij hem wel de weg wilde wijzen. De soldaat antwoordde dat hij de weg wel wist. Hij was twee jaar lang in de oorlog in het gebied gelegerd geweest. Het gesprek ging dan ook in het Duits. De taal waar die jonge boer zo een pesthekel aan had.
Haat
De Ramp in 1953 vernielde veel levens en bracht veel leed en schade, maar spoelde ook de diepe haat tegen Duitsers uit de harten en hoofden van dit jonge boerenstel.
Een les die mijn ouders mij vanaf mijn geboorte negen jaar later vaak indringend hebben meegegeven: haat dient geen enkel doel!
Tekst: Jan Cees Vogelaar
Beeld: Ellen Meinen