Column: Zonder cultuur kunnen we wel een tijdje, zonder voedsel niet
De 300 miljoen euro steun die cultuurminister Ingrid van Engelshoven vorige week aan de cultuursector toezegde, was in ieder geval veel te weinig. ‘Zelfs die paar aardappelboeren krijgen al 650 miljoen steun’, zo mopperde een cultuurvertegenwoordiger met hoorbare minachting en dedain richting de landbouw. Hij was slecht geïnformeerd. Producenten van frietaardappelen krijgen 50 miljoen steun en 600 miljoen gaat naar met name de sierteelt, maar dat terzijde.
Zijn opmerking staat model voor een breed gedragen opvatting in met name de Randstad. Boeren doen het verkeerd, spuiten met glyfosaat, laten megastallen met dieren verbranden, zijn verantwoordelijk voor zoönosen, krijgen miljardensubsidies vanuit Brussel en snappen maar niet dat natuur en biodiversiteit veel belangrijker zijn dan de productie van goed en betaalbaar voedsel. Terwijl bijvoorbeeld een hoger goed als cultuur ver boven die simpele, met de hand werkende grondploeteraars staat. De agrarische sector is alleen leuk en grappig als decor voor Boer Zoekt Vrouw.
Werkelozen
Vooropgesteld, iedere sector mag in deze coronatijd voor de eigen belangen opkomen, daar is niks mis mee. De realiteit is echter dat hoe belangrijk, mooi en verbindend cultuur ook moge zijn, we nu best een tijdje zonder kunnen. Heel vervelend voor al die artiesten, kunstenaars en theatermakers die noodgedwongen thuis zitten, maar vergelijk het eens met andere sectoren.
Geen dag kunnen we bijvoorbeeld zonder de zorg, de energievoorziening en de overheid die alle bijstands- en steunaanvragen razendsnel moet verwerken. Bijvoorbeeld van werklozen in de cultuursector, dat geld komt trouwens niet uit die 300 miljoen van Van Engelshoven. Nu theaters dicht zijn en optredens en festivals afgelast, is dat heel vervelend en saai maar niemand heeft daar echt last van behalve de thuiszittende artiesten.
Winkelschappen
Vergelijk dat ook eens met de landbouw. De winkelschappen liggen elke dag weer vol, niemand hoeft bang te zijn dat er ergens een voedseltekort is. Sommigen die niks zien in de huidige landbouw denken dat we al dat voedsel van de eigen, uiteraard biologische boeren kunnen kopen. Alleen is dat nog steeds een nichemarkt van enkele procenten groot waarvan de groei vorig jaar nogal tegenviel.
Dan halen we het voedsel toch uit het buitenland wordt ook vaak gezegd. Zijn we meteen van het mestoverschot af, hoeft het Amazonegebied niet ontbost te worden, is het stikstofprobleem weg en krijgen we meer natuur en ruimte voor huizen (bedrijfsterreinen, wegen) in het overvolle Nederland.
Of in dat buitenland dezelfde aandacht (en strenge eisen) voor dierenwelzijn en duurzaamheid is, daarvoor sluiten we de ogen. Niet zien is tenslotte niet weten. De resultaten van jarenlange onderzoeken naar residu van gewasbeschermingsmiddelen op geïmporteerd fruit en groenten van buiten de EU geven wat dat betreft een niet al te vrolijk beeld. Als de landbouw uit Nederland verdwijnt, schiet de wereld (planeet A zoals de PvdD die graag noemt) er in ieder geval niks mee op.
Simpele aardappelboeren
Het zou de culturele sector in ieder geval sieren om de eigen belangen niet te verdedigen door bijvoorbeeld de landbouw als dom en onbelangrijk af te schilderen. Zonder theater, musea of festivals kunnen we een tijdje maar dat geldt niet voor onder meer de voedselproducenten. Juist ja, ook van die simpele aardappelboeren. Dat besef zou niet alleen nu maar ook na deze coronatijd wel eens meer mogen doordringen.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Ruth van Schriek