Avebe: ‘Ondanks droogte en minder zetmeel campagne goed verlopen’
Donderdag 7 mei 2020 verwerkte Avebe de laatste aardappelen van de campagne 2019-2020 op haar productielocatie in het Drentse Gasselternijveen. Dit nadat begin mei de circa 2.300 Nederlandse en Duitse leden alle aardappelen hadden afgeleverd. De aardappelverwerking op de andere Duitse en Nederlandse productielocaties werd eind april beëindigd. Door de groeiende vraag naar plantaardige eiwitten voor voeding begint en eindigt elke verwerkingscampagne in Gasselternijveen. Op deze locatie haalt Avebe het eiwit uit de aardappelen voor voedingstoepassingen waaronder vleesvervangers en zuivelvrije producten.
Start
Met de in ontvangstname van de eerste partij veldaardappelen op 23 augustus 2019 startte Avebe haar campagne. Medio januari volgden de aardappelen uit de bewaarplaatsen. In deze 8,5 maanden durende periode werden de aardappelen van circa 2.300 Nederlandse en Duitse leden verwerkt tot aardappelzetmeel en aardappeleiwit. Klanten van Avebe gebruiken deze ingrediënten vervolgens in voedingsmiddelen en diervoeding en voor industriële toepassingen.
Kwaliteit
Ook in 2019 speelden hoge temperaturen en droogte een rol. Desondanks is Avebe over het algemeen positief over de kwaliteit van de aardappelen, ook die in de laatste fase van de campagne werden aangeleverd. Zowel de aanvoer als het verwerken van de aardappelen in de fabrieken verliep zonder problemen.
Lager zetmeelgehalte
Deze campagne schommelde het zetmeelgehalte rond de 19 procent. Dit is iets lager dan het meerjarig gemiddelde. Aan het begin van de campagne hield Avebe al rekening met een lagere zetmeelopbrengst in vergelijking met het gemiddelde van de afgelopen jaren. Als oorzaak wees Avebe toen naar de erg wisselende groeiomstandigheden bij haar telers. Zo kreeg iedere teler te maken met de droogte en hoge temperaturen in de tweede helft van juli. Maar de (plaatselijke) verschillen in neerslag en het wel of niet beregenen zorgden uiteindelijk voor aanzienlijke verschillen tussen de percelen. Zo liepen de geoogste tonnen per hectare sterk uiteen: van circa 15 tot 45 ton per hectare. Met name op de niet-beregende droge zandgronden vielen de opbrengsten tegen. Ook in het Duitse teeltgebied hadden de telers te kampen met droogte. Vanwege de over het algemeen gunstige rooiomstandigheden viel het tarrapercentage lager uit dan het meerjarig gemiddelde.