Provincies kritisch over wetsvoorstel ‘Stikstofreductie en natuurverbetering’
Het wetsvoorstel regelt in de Wet natuurbescherming en later in de Omgevingswet een streef/omgevingswaarde en een programma met maatregelen om de depositie van stikstof op daarvoor gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden te verminderen en de natuur in die gebieden te verbeteren. Het programma wordt gemonitord, elke 6 jaar geactualiseerd en ook tussentijds gewijzigd als dat nodig is om te voldoen aan de streef/omgevingswaarde.
Dit wetsvoorstel richt zich uitsluitend tot de overheid, in het bijzonder de minister van LNV, die het programma vaststelt (in overleg met de bestuursorganen die verantwoordelijk zijn voor de in het programma op te nemen maatregelen, zoals provincies) en die het programma en de streefwaarde monitort en zo nodig aanpast. Ook het programma richt zich als beleidsdocument niet rechtstreeks tot burgers en bedrijven.
Streefwaarde
De kritiek van de provincies richt zich met name op zaken als de instrumenten voor het programma, de streef- en omgevingswaarde en de monitoring. Provincies zijn nu al verplicht om op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de wet Natuurbescherming beheerplannen voor Natura 2000-gebieden op te stellen. ‘Voor de doorvertaling van de (voorgestelde) natuurmaatregelen uit het verplichte programma van de minister van LNV is een duidelijk omschreven proces nodig over hoe dit landt in de (bestaande) beheerplannen met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van de provincies,’ zo merkt het IPO op.
Tegelijkertijd ontbreekt in het wetvoorstel volgens de provincies een soortgelijke uitvoeringsverplichting voor de bronmaatregelen (tegen stikstofuitstoot) die onder de verantwoordelijkheid van het rijk vallen; ‘Indien deze rijksmaatregelen uitblijven of worden bijgesteld leidt dit mogelijk tot extra verplichtingen en kosten voor provincies leiden wat betreft natuurherstel en verbetering. Hierdoor ontstaat een ongewenste onevenwichtigheid’.
Gebrek aan samenhang
Kritisch is het IPO ook over het gebrek aan duidelijkheid over de samenhang tussen het nieuwe wetsvoorstel en de bestaande provinciale programma’s zoals de gebiedsgerichte aanpak en de Natura 2000-beheersplannen. ‘Het is van belang om zoveel mogelijk uit te gaan van wat reeds bestaat en wat nu al uitgewerkt wordt en daarnaast geen nieuwe planvormen te introduceren. Ook is het ongewenst als er een tweede programma wordt opgezet, naast het huidige programma natuur, met een ongeveer gelijke opgave en inhoud. Dit om onduidelijkheden en extra (dubbel) werk te voorkomen.’
Volgens het IPO moet het wetsvoorstel zoveel mogelijk aansluiten op de werkwijze en methodiek van de Omgevingswet. ‘Daarbij is ook de vraag waarom in het wetsvoorstel ervoor gekozen wordt om een omgevingswaarde voor stikstof te introduceren terwijl het in de wet Natuurbescherming enkel om een streefwaarde gaat. Juist vanwege de gebiedsgerichte aanpak en het feit dat de depositie van stikstof in verschillende chemische verbindingen (NO2/NH3) plaatsvindt, komt de vraag op waarom provincies niet de bevoegdheid krijgen om ook omgevingswaarden vast te stellen zoals dat bij waterkwaliteit en luchtkwaliteit ook het geval is. Temeer daar veel Natura 2000-gebieden ook KRW (Kaderrichtlijn Water)-oppervlaktewater omvatten waarbij provincies wettelijk bevoegd zijn tot het stellen van ecologische waterdoelen. Zo’n bevoegdheid draagt wezenlijk bij aan de bestuurlijke afwegingsruimte van provincies.’
Extern salderen
Verder moet het melden van extern salderen in de nieuwe wet opgenomen worden zodat de provincies meer kunnen sturen bij de gebiedsgerichte aanpak. De monitorings- en bijsturingsverplichtingen van de resultaten moeten volgens het IP door provincies en rijk gezamenlijk worden gedaan. De monitoring van de huidige beheersplannen ligt nu vooral bij de provincies; ‘De zorg is dat de bepalingen in het wetsvoorstel leiden tot extra verplichtingen en extra kosten voor provincies bij de uitvoering van monitoring en bij analyses van de natuurgebieden.’
Juridisch
Kritisch zijn de provincies ook over de juridische gang van zaken. ‘Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie voorligt omvat zowel wijziging van de wet in formele zin als in materiele zin. Dat holt in onze ogen de positie van de Raad van State uit. Het holt ook onze mogelijkheden uit om formeel te reageren op de onderliggende regelgeving omdat we meteen zowel over de wet in formele als materiële zin om een reactie gevraagd worden.’
Het IPO wil daarom ook bij nieuwe stappen weer kunnen reageren op de plannen van Schouten.
Tekst: Lauk Bouhuijzen
Beeld: Ruth van Schriek