Verschuiving regionale fosfaatplaatsingsruimte

Dat blijkt uit cijfers van Eurofins. Tijdens een webinar voor LTO leden, dinsdagavond 6 oktober, werd dit toegelicht door LTO thema specialisten. Belangenorganisatie LTO Nederland gaat het effect van de nieuwe wetgeving op bedrijfs- en/of perceelsniveau bespreekbaar maken met het ministerie van LNV. Maar het is de vraag of en zo ja hoeveel er nog bijgestuurd kan worden.
Zeekleigebieden
Met ingang van 1 januari 2021 verandert namelijk de bepaling van de fosfaattoestand. De fosfaattoestand voor zowel bouwland als grasland moet dan bepaald worden aan de hand van twee indicatoren, het P-CaCl2- getal (beschikbare hoeveelheid fosfaat in de bodem, ook wel P-PAE-getal genoemd) en het P-Al-getal (totale hoeveelheid fosfaat in de bodem). Als gevolg daarvan verschuift er fosfaatplaatsingsruimte in de categorie grasland in de fosfaatwetgeving richting bouwland. Binnen de categorie bouwland wordt ook een verschuiving verwacht die met name nadelig uitvalt voor de zeekleigebieden
Extra fosfaatklasse
Vanaf dit jaar is er al een extra klasse voor de fosfaattoestand van de grond. Dat betekent dat er nu 5 klassen zijn: hoog, ruim, neutraal, laag en arm. Als het PAL- en/of Pw-getal niet is ingevuld in de Gecombineerde opgave, worden percelen ingedeeld in de fosfaatklasse ‘hoog’. De nieuwe indeling van fosfaatklassen kan betekenen dat bedrijven in een andere klasse terechtkomen, en dus een andere fosfaatgebruiksnorm moeten toepassen. De verhoging van de normen in de klassen ‘laag’ en ‘neutraal’ levert een hogere gebruiksruimte op. Bedrijven met gronden in klasse ‘hoog’ worden geconfronteerd met een (fors) lagere fosfaatgebruiksruimte. Het kan raadzaam zijn om (nieuwe) grondmonsters te laten nemen.
Beeld: Susan Rexwinkel