Korteketenverkoop in het Noorden blijft achter
De WUR onderzoekt de korte keten-verkoop in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het Rijk probeert via verschillende initiatieven korte keten-verkoop te stimuleren en wil ook weten of die maatregelen effect hebben.
In Friesland, Drenthe en Groningen blijft de groei achter vergeleken de landelijke trend, waarbij inmiddels één op de zeven bedrijven aan korte keten-verkoop doet (een stijging op nationaal niveau van 10,4 procent naar 13,6 procent).
Drenthe
In Drenthe is er wel sprake van een stijging. In de periode 2017-2020 is het aantal agrarische bedrijven met afzet via een korte keten daar toegenomen van 203 bedrijven (7,1 procent van het aantal bedrijven) naar 320 (11,6 procent). Drenthe komt daarmee dus in de buurt van de landelijke trend.
Groningen
In Groningen is dat anders. Daar zijn in drie jaar tijd slechts vijf bedrijven bijgekomen die aan korte keten-verkoop doen. In totaal doen 243 bedrijven aan korte keten-verkoop. Dat is 9,7 procent van het totaal.
Friesland
Voor Friesland geldt een iets grotere stijging: van 328 bedrijven (7,5 procent van het aantal bedrijven) naar 351 (8,3 procent).
Flevoland
In de periode 2017-2020 is het aantal agrarische bedrijven met afzet via een korte keten in Flevoland beperkt toegenomen van 214 bedrijven (12,6 procent van het aantal bedrijven) naar 219 bedrijven (13,2 procent).
De Wageningen Universiteit rekent bedrijven die verkopen met één tussenschakel ook tot de korte keten. Het gaat dus niet alleen om directe verkoop aan huis, maar ook om boeren die bijvoorbeeld direct aan de lokale supermarkt leveren.