Ruim veertig jaar in de ban van vogels
Als kwajongens trokken ze vroeger de weilanden al in. Na schooltijd polsstok springen, aaisykje, maar ook de nazorg. „Dat heb ik van mijn vader geleerd”, vertelt Lucas. Tjalling voegt er aan toe dat dat de ‘basis van alles’ is. De mannen leerden elkaar begin jaren tachtig kennen via de plaatselijke vogelwacht. Sindsdien gaan ze vaak samen het veld in om vogels te tellen. „Maar niet alleen de weidevogels want alle vogels zijn belangrijk”, stellen Tjalling en Lucas die een brede belangstelling hebben voor vogels. Ze bezoeken daarvoor lezingen door het hele land. Onder andere bij het natuurgebied ‘t Oogvliet, onder Marrum, inventariseren ze de vogels. De laatste vijftig jaar zagen ze de aantallen afnemen, terwijl de boerenbedrijven steeds groter en intensiever worden. „Dat is geen kritiek op de boeren, maar een ontwikkeling waarmee de vogelpopulatie achteruitgaat.”
‘Het weer ruiken’
De vogeltellers omarmen het initiatief van Agrarisch Collectief Waadrâne dan ook, waarbij boeren samenwerken met de natuur. Wel zijn ze ervan overtuigd dat de percelen van de boeren die meedoen dichter bij elkaar zouden moeten liggen. „Anders schiet het niet op”, zegt Lucas. De vogeltellers constateren dat hoe meer vogels er bij elkaar zitten, hoe beter ze beschermd zijn tegen predatoren zoals roeken en zwarte kraaien. Ook grondpredatoren, zoals de vos en de steenmarter, hebben nu vrij spel. Het aantal weidevogels was volgens Tjalling en Lucas dit jaar wat minder. Mede dankzij het natte weer in het voorjaar was het broedsucces goed, veel jonge vogels werden vliegvlug. De vogeltellers stammen nog uit de tijd dat er geen Piet Paulusma was die het weer voorspelde. „Een goede natuurman kan het weer ruiken”, lacht Lucas. Buienrader hebben de heren niet nodig. Tjalling: „We kunnen zelf wel naar de lucht kijken.”
‘We scharrelen rustig door’
Wat er zo mooi is aan ‘skarreljen’ of ‘buorkjen’ zoals de mannen het vogel tellen noemen kunnen ze niet uitleggen. „Dat is een emotionele kwestie. Je groeit erin. Al zijn er steeds minder jongeren die geïnteresseerd zijn in vogels. Soms houden ze het een paar jaar vol, maar dan stoppen ze er weer mee.” Zelf hebben Tjalling en Lucas in de veertig jaar dat ze vogelteller en -nazorger zijn al heel wat ervaring opgedaan. Ze zijn van de generatie die echt door het veld loopt – met een papieren boekje in plaats van een app - en niet vanuit de auto aan de zijkant de vogels spot. „De grond is niet altijd even vlak, dus we stoppen nu bij Waadrâne, maar scharrelen rustig rond de dorpen waar we wonen.”
Wintervoedselveldjes
Wat ze nooit zullen vergeten is dat ze oog in oog stonden met een monniksgier achter de zeedijk onder Ferwert. „Er waren allerlei ‘vogelspotters’ voorin die hem niet zagen, maar wij kennen dit gebied goed”, vertelt Lucas trots. „Op zo'n moment spreken we niet, maar van binnen trillen we”, zegt Tjalling. Lucas kan zich ook nog goed herinneren dat honderdduizenden vinkachtigen voorbij scheerden tijdens een excursie van de fûgelwacht Trynwâlden nei Falsterbo yn Sweden. „Dat geluid is me altijd bijgebleven.” Een aanwinst voor de vogels zijn de wintervoedselveldjes, zo ontdekten de vogeltellers. Dit is een perceel of strook waar granen niet worden geoogst of ondergeploegd, maar tot ver in de winter blijven staan. Ze vormen in de herfst en winter een rijke voedselbron voor vogels. „Vooral trekvogels profiteren hiervan.”
Tekst: Klasina van der Werf
Beeld: Klasina van der Werf