Drie vragen over een landbouwakkoord
Is een landbouwakkoord de oplossing voor de impasse in de landbouw?
Een landbouwakkoord helpt. Ook nu er een regeerakkoord op hoofdlijnen ligt. Het nieuwe kabinet heeft de richting bepaald, maar er moet nog enorm veel worden uitgewerkt. De landbouwsector staat voor een grote opgave waarbij alle betrokkenen elkaar nodig hebben. Er wordt veel van boeren en tuinders gevraagd, terwijl zij al met sterk veranderende regelgeving worden geconfronteerd. Vooral het stikstofdossier heeft de boel op scherp gezet. De verhoudingen tussen boer, overheid en groepen uit de samenleving zijn gepolariseerd. Zo’n impasse is contraproductief en heeft ook de collectiviteit binnen de sector aangetast.
In juni concludeerde de Sociaal Economische Raad (SER) dat er actie moet worden ondernomen voor een transitie naar een landbouw die niet alleen economisch en ecologisch is, maar ook sociaal duurzaam. De SER meent dat een landbouwakkoord helpt om een langjarig, voorspelbaar en coherent beleid te formuleren dat bijdraagt aan herstel van vertrouwen. Daarbij dient sprake te zijn van een integraal en breed akkoord waarin veranderingen concreet worden uitgewerkt. Het primaat ligt volgens de SER bij de overheid, waarbij deze echter nadrukkelijk tot een breed gedragen akkoord moet komen met alle betrokken partijen; boeren, tuinders, toeleverende en verwerkende industrie, foodservice en retail. Zonder een gezamenlijke aanpak komen we er niet.
We moeten daarbij onderkennen dat deze transitie tijd vraagt, net als in de periode Mansholt. En dat dit niet alleen voor de landbouw geldt, maar voor alle sectoren die verantwoordelijkheid dragen bij het tegengaan van klimaatverandering en die een bijdrage kunnen leveren aan de transitie naar een circulaire economie. Bedrijven, overheden, markten en niet in de laatste plaats consumenten zullen zich moeten aanpassen. Misschien is de meest remmende factor wel dat wij mensen nogal gericht zijn op de korte termijn en niet zo dol zijn op verandering.
Waarom is verduurzaming zo lastig?
We moeten de negatieve gevolgen van productie en consumptie op het milieu samen verlagen. Dat vraagt in het geval van voedsel om aanpassingen die de gehele keten raken. Wanneer boeren en tuinders hun productiewijze verder verduurzamen, nemen hun kosten toe; zij moeten hiervoor gecompenseerd worden, want hun inkomen laat immers niet toe dat ze die kosten zelf dragen. In het ideale geval komt deze vergoeding uit de markt via eerlijke prijzen. Gelukkig werkt deze koninklijke route steeds vaker en nemen retailers daarbij steeds vaker de regie.
Helaas zijn markten imperfect en worden prijzen vaak internationaal bepaald, ook voor boeren en tuinders die onderdeel zijn van een lokale afzetketen. In dat geval zal de samenleving de extra kosten of inspanningen van verdere verduurzaming op andere wijze moeten compenseren. Dat vraagt om draagvlak bij burgers en politiek, op alle niveaus: de regio, Nederland en de Europese Unie. En het vraagt om bescherming tegen concurrentie van producenten uit landen die weinig of geen werk maken van de transitie. Welke eisen stellen we als Europese Unie aan de producten die we invoeren? Importeren we bijvoorbeeld nog Chinees staal gemaakt met behulp van verouderde steenkoolcentrales, of ei-producten van legbatterijhennen uit India? Het oplossen van deze lastige geopolitieke vraagstukken is cruciaal om een succesvolle draai te maken naar een meer duurzame Europese samenleving.
Wat is belangrijk voor een goed landbouwakkoord?
Een goed landbouwakkoord bevat heldere doelen die gezamenlijk en voor de langere duur worden nagestreefd. Daarbij dient echter het perspectief van boeren en tuinders centraal te staan. Het akkoord moet hen voldoende duidelijkheid geven om met vertrouwen langjarige investeringsbeslissingen te kunnen nemen. De huidige onzekerheid die nu bijvoorbeeld leeft als gevolg van het stikstofbeleid zet een stevige rem op de ontwikkeling van bedrijven in de agrarische sector.
Een goed landbouwakkoord vraagt ook om bereidheid van alle betrokken partijen om zich eraan te verbinden. Het is dus belangrijk dat alle vertegenwoordigers over legitimiteit en mandaat bij de achterban beschikken. Zij willen immers tot gezamenlijke afspraken komen en ook de verantwoordelijkheid nemen om deze uit te voeren.
Een ander belangrijk punt is dat bij het opstellen van een akkoord gedegen kennis van de sector wordt benut. De samenhang en afhankelijkheid is groot en de afspraken moeten rekening houden met deze complexiteit. Een te snelle afbouw van chemie vergroot bijvoorbeeld de kans op misoogsten. De transitie van kooi- naar scharrelkippen was goed voor de kip maar deed de fijnstofemissies toenemen. De betrokkenen ontkomen er dus niet aan om concrete transitiepaden uit te werken en deze integraal te benaderen. Om bijvoorbeeld de transitie naar de circulaire economie te versnellen, moet belemmerende wetgeving overboord, innovatie worden gestimuleerd en nog niet winstgevende verdienmodellen of experimenten tijdelijk worden ondersteund. Een stevig akkoord versterkt het vertrouwen in de toekomst en geeft richting aan innovatie.
Innovatie is van belang en draagt samen met ondernemerschap bij aan het bereiken van doelen. De kennis van boeren, tuinders, bedrijven en instellingen is daarbij onmisbaar.
Goede monitoring van de te behalen doelen is eveneens belangrijk, net zoals het vieren van de behaalde successen. Dat schept vertrouwen. De aanpak bij de reductie van het gebruik van diergeneesmiddelen vind ik een goed voorbeeld hoe effectief dit kan werken. Tot slot is het belangrijk om oog te hebben voor regionale verschillen en de variëteit in bedrijfstypen. Gebruik deze verschillen en zet ondernemers in hun kracht; dat vergroot de kans om gezamenlijk de beoogde doelen te halen.
Tekst: Pierre Berntsen
Beeld: Susan Rexwinkel