Annechien ten Have: 'Te weinig mensen betalen voor duurzaam vlees'
Het is een harde realiteit voor boeren als Ten Have, die hun nek uitsteken en pionieren, om maatschappelijk wenselijke producten te maken met een hoog duurzaamheids- en welzijnsniveau. Wat de maatschappij lijkt te willen, wordt teveel met de mond belijdt en te weinig met de portemonnee. Een constatering die natuurlijk vaker gemaakt is. Ten Have is de enige boer in Nederland met varkens met twee sterren Beter Leven. Het keurmerk maakt het Hamletz vlees ook duurder, terwijl ze miljoenen euro’s moest investeren. De varkens gaan naar buiten kunnen, ze hebben meer ruimte en stro, waardoor er meer te beleven is in het hok. Daarnaast werkt ze ook zoveel mogelijk binnen een ‘kringloop’, zoals het ministerie van LNV in de toekomst van alle boeren wil. Menig varkenshouder heeft de afgelopen jaren nieuwsgierig gekeken naar de ontwikkelingen op het bedrijf van Ten Have’ in de hoop dat haar inzet tot succes zou leiden.
Financiële situatie
In de uitzending van Pointer, die op zondagavond 8 mei te zien is om 22.10 uur op NPO2, geeft Ten Have aan dat, ondanks haar inzet voor een duurzamere varkenshouderij, het financieel niet goed gaat. Ze staat onder verscherpt toezicht van de bank omdat het haar niet lukt om haar hypotheek af te lossen. Het probleem in het verdienmodel is volgens haar dat veel minder mensen bereid zijn om een meerprijs voor haar diervriendelijke vlees te betalen dan van tevoren verwacht. De consument bleek namelijk weinig interesse te hebben in een diervriendelijke en daardoor duurdere variant daarvan. Tegen Pointer vertelt ze: „We hebben voorafgaand verschillende consumentenonderzoeken gedaan en daarin zeiden veel mensen belangstelling te hebben in ons duurzame vlees. Maar uiteindelijk kopen ze het niet als ze in de supermarkt zijn.”
Harde werkelijkheid
Het is voor de Groningse varkenshouder zeer frustrerend dat ze er zo slecht voorstaat. Juist omdat ze precies doet wat de maatschappij en de overheid van boeren verwacht. Ze ziet dat de plannen die het ministerie van LNV heeft voor de agrarische sector blijkbaar ver weg staan van de realiteit. „Er zijn genoeg boeren die hier aan mee willen doen. Maar ik kan niet zeggen: ‘Doe het maar’ als de markt er niet is. Want als consumenten deze duurzame producten niet gaan kopen dan gaan ook niet meer boeren veranderen. De plannen van het ministerie ken ik, maar ik zie een hoop papier en vooral ook een papieren werkelijkheid. De harde werkelijkheid zie je hier op deze boerderij”, aldus Ten Have. Uit de werkelijkheid waarmee Ten Have nu wordt geconfronteerd, blijkt dat alle plannen en visies voor duurzame landbouw zoals bijvoorbeeld natuurinclusief weinig slagingskans hebben als hier geen solide verdienmodel en vooral ondersteuning van retail en consument achter zit en dat er plannen meer op basis van realiteit moet worden opgezet.
Scharrelvarkens anno 1990: Ook toen wilde de consument niet meer betalen
In 1990 besloot mijn neef om het gangbare gesloten varkensbedrijf te veranderen in een scharrelvarkensbedrijf. Zijn adviseurs overtuigden hem vol enthousiasme dat scharrelvlees de toekomst was en dat consumenten bereid waren voor de extra kwaliteit meer te betalen. Hij ging niet zelfstandig scharrelvarkens houden, maar in een project opgezet door bedrijven en organisaties in de periferie van de varkenshouderij. Vol overtuiging dat dit de toekomst was, investeerde hij om zijn gangbaar bedrijf om te zetten naar een scharrelbedrijf. In die periode had ik een soort sabbatical genomen tussen de opleidingen door en met veel enthousiasme wilde ik meehelpen om zijn bedrijf te transformeren. Ik had zelf toestemming van de gemeente om mijn neef te helpen met behoud van een schamele uitkering (dat kon toen nog). Maandenlang slopen, metselen, timmeren, lassen, betonstorten, schroeven, boren. Uiteindelijk was het scharrelbedrijf klaar en offcieel goedgekeurd. Een aparte stal met een achttal afdelingen voor de vleesvarkens met uitloop en een herbouwde zeugenstal voor 150 zeugen met betonnen uitloop en een echt grasland van enkele hectares groot. Ik herinner me nog dat we beiden erg trots waren. Zittend op het hek van de betonnen buitenloop, koffiedrinkend en genietend kijken naar de zeugen. We waren vol overtuiging dat we naar de toekomst keken van de varkenshouderij. Op de achtergrond vormde het zeugenbedrijf van mijn oom, waar de zeugen nog aan-de-band lagen, een schril contrast met dit nieuwe scharrelbedrijf. Bijna fluitend voerde mijn neef in de eerste maanden zijn varkens. Dag en nacht was hij er mee bezig om zijn bedrijf tot een succes te maken en het beste varkensvlees te produceren met toen al veel restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie. Mijn neef was een voorloper. Maar niet lang. Het bleek namelijk dat het project waaraan hij deel nam, een te mooie veronderstelling van de werkelijkheid had gegeven. Mooi dromerij. Hij werd een doodloper. De eerste vleesvarkens werden gewoon verkocht als gangbaar. Blijkbaar was de afzet niet helemaal zo gelopen als gedacht. Van de tweede aflevering waren er slechts een paar varkens als scharrel verkocht en daarna kwam de klad er in. Geen enkele supermarkt of consument bliefde het scharrelvlees, dat duurder was dan gangbaar. Uiteindelijk kon mijn neef de aflossing op zijn investeringen niet meer betalen en na een jaar moest hij stoppen. Loslopewnde zeugen zijn prachtig om te zien, maar dan moet je bank niet aan de telefoon hangen. Hij heeft mij nooit verteld wat zijn restschuld was, maar de periode was zwaar voor hem. Na zijn faillissement is hij naar jarenlang bedrijfsleider geweest op een grote varkenshouderij. Waarom dit voorbeeld beschrijven? Ruim 30 jaar geleden was er dus al de kennis dat wat de burger wil de consument niet koopt. We nog steeds bijna dagelijkse horen van plannenmakers dat de boer moet veranderen en dat voor duurzame producten je een hoger prijs krijgt, dus een beter inkomen. Maar wat ronduit tenenkrommend en voor velen zelfs een grove belediging is, is dat na dertig jaar van de varkenshouder pushen tot meer duurzaamheid en welzijn, en de varkenshouders daadwerkelijk zijn veranderd, de consument dus niet veranderd is. De Nederlander is niet bereid meer te betalen. Niet de varkenshouder is onduurzaam, maar de consument. Dat is toch wel de ontnuchterende werkelijk waarmee Annechien ten Have wordt geconfronteerd. Kleinschalige regionale projecten hebben wellicht nog wel een kans, maar het opschalen naar meer varkens blijkt dus te stuiten op het apathisch koopgedrag van de burger. De vraag is: Hoe gaat de sector met deze wetenschap om en zal dit de politiek tot realisme forceren met als leidraad dat elk plan zonder goed onderbouwd en breed gedragen verdienmodel gemoed is te mislukken?
Tekst: Reinout Burgers
Al bijna 25 jaar volg en schrijf ik als journalist onder meer over de varkenshouderij en pluimveehouderij. Twee uiterst boeiende en dynamische sectoren met veel gepassioneerde ondernemers.
Beeld: Hamletz, Susan Rexwinkel
Bron: KRO-NCRV