PvdD woedend over ‘list’ die dierenamendement buitenspel zet
Het amendement, een kroonstuk van de PvdD, had geregeld dat per 1 januari 2023 huisvesting aan de behoeften van het dier moet worden aangepast. Daarbij zou het natuurlijk gedrag van het dier leidend moeten zijn. 'Het wordt het einde van de intensieve veehouderij in Nederland', had de partij gejubeld - maar volgens critici zou het het einde van alle veehouderij worden.
Nadat de partij het amendement had ingediend, anderhalf jaar geleden, is het antwoord van de regering lang uitgebleven. Eerst omdat het kabinet demissionair was, daarna onder meer omdat het opstappen van minister Staghouwer vertraging had opgeleverd. Maar deze week kwam dan eindelijk een reactie; minister Adema laat een convenant opstellen voor een overgang naar een dierwaardige veehouderij. Zeer tegen de zin van Vestering dus, maar de andere partijen leken ermee te kunnen leven. Ook D66 en GroenLinks, die eerder voor het amendement hadden gestemd en Vestering nu complimenteerden met het resultaat. „Met het convenant gaan we de basis leggen voor een dierwaardige veehouderij en een einde maken aan de fabriekslandbouw”, stelde D66-Kamerlid Tjeerd de Groot.
‘Niet in de Kamer of in de rechtszaal’
Thom van Campen (VVD) zag voordelen aan het convenant. „Het oorspronkelijke amendement-Vestering was onwerkbaar”, zag hij. „En het zou niet aan de Kamer moeten zijn om met meerderheden te bepalen wat wel en wat niet dierwaardig is. En dat moet ook niet in rechtszalen worden bepaald.” Hij vond het goed dat dit wordt afgesproken door ‘betrokkenen die er verstand van hebben’.
Derk Boswijk (CDA) vond de route die de minister had gekozen verstandig. Het oorspronkelijke amendement zou er enkel toe geleid hebben dat de veehouderij naar Oost-Europa zou worden verplaatst, waar van dierenwelzijn nauwelijks sprake is, en van waaruit Nederland dan producten zou importeren. „Met een convenant zit iedereen aan tafel, ook de markt. Zo kunnen boeren een dekking zien van de kosten die ze moeten maken. Zonder dat worden dier en boer de dupe.”
Meer dan een product
In zijn antwoord stelde minister Adema dat dieren meer zijn dan een product. „Het zijn levende wezens en ze moeten als zodanig behandeld worden.” De Nederlandse veehouderij kan enkel toekomstgericht zijn als ze ook dierwaardig is, stelde hij. Maar hij wees er ook op dat het huidige systeem in decennia is opgebouwd. „Dat kun je niet zomaar binnen een jaar veranderen.”
Hij wees erop dat het amendement van Vestering onduidelijk was en dat juristen bezwaren hadden geuit tegen de vele open eindes. Hij zag het convenant als een uitwerking van het amendement. Maar dan wel een waarin ook de verbinding wordt gelegd met de andere opgaven van de landbouw; de meer dierwaardige stalsystemen moeten volgens hem niet leiden tot de verspreiding van zoönosen of tot meer stikstofuitstoot. Ook moeten in het convenant afspraken worden vastgelegd over het verdienmodel. „De markt zal moeten leveren”, stelde hij.
Vestering vond desondanks de manier waarop de regering ‘met een list’ haar amendement buitenspel had gezet ondemocratisch. Adema was het daar niet mee eens. „De wetgeving die uit het convenant voorkomt zal weer aan de Kamer worden voorgelegd. Die mag daar dan weer over stemmen.”