Gebiedsprocessen lopen, 'ondanks bemoeienis overheid'
Programmamakers van zes gebiedsprocessen kwamen aan het woord, van Veenhuizen in Drenthe tot de Nieuwkoopse Plassen in Zuid-Holland en het gebied Roerdal-Meinweg in Limburg. Hun boodschap was verrassend eensgezind: die gebiedsprocessen moeten van onderop worden ingestoken. De Rijksoverheid in Den Haag mag doelen en kaders aangeven (graag zelfs) en middelen (zoals geld en tijd), maar moet niet proberen met allerlei regels te gaan bepalen hoe die processen moeten verlopen. Het proces moet van onderop komen.
De deelnemers aan het gesprek waren het erover eens dat een succesvol gebiedsproces van onderop wordt gestart. „Bij ons zijn de boeren zelf aan de slag gegaan“, vertelde projectleider Henk Kosters van het gebiedsproject Veenhuizen. „Wij zijn in 2016 gestart, op initiatief van boeren en burgers zelf“, vertelde Lenneke Büller, projectleider van veenweidgebied Aldeboarn - de Deelen in Friesland.
Daarnaast werken in de projecten veel partijen samen. Het zijn niet alleen boeren, of natuurverenigingen, maar alle belanghebbenden in een gebied. „Een van de succesfactoren in Limburg is dat we het samen doen“, vertelde Jeroen van Vlokhoven, programmamanager Roerdal-Meinweg. „Wij werken samen met zeventig partners, waaronder landbouw, industrie, mobiliteit, burgers en waterschappen“, vertelde Simone Balhuizen van de provincie Gelderland. Die samenwerking zorgt voor draagvlak voor de gebiedsprocessen, maar het betekent ook dat de opgave breder wordt.
Leefomgeving
In Aldeboarn - De Deelen was de oorspronkelijke opgave het tegentaan van de daling van het veenweidgebied. „Maar we zagen al snel dat we de focus moesten verbreden“, vertelde Büller. Niet enkel vanwege andere natuuropgaven, maar ook om de leefbaarheid in het gebied te vergroten. „In deze processen moet je ook zorgen dat het iets oplevert voor het gebied“, hield ze de Kamer voor. „Het moet om meer gaan dan om stikstof en natuur, dan krijg je ook draagvlak.“
Iets wat Jan Pieter van der Schans, wethouder in Ede, bevestigde. „Boeren willen best meedoen als ze daardoor iets kunnen doen voor hun omgeving“, vertelde hij. „Als er bijvoorbeeld stikstofruimte gecreëerd kan worden om lokaal huizen te bouwen, betekent dat dat de kinderen van die boer in het dorp kunnen blijven wonen.“
„Met een insteek op natuur en stikstof creëer je tegenstand bij boeren“, vertelde Henk Jonkers, die zestien gebiedsprocessen in Overijssel begeleidt. „Maar als je insteekt vanuit het landelijk gebied, dan werk je samen.“
Tijd en middelen, geen extra regels
De projectleiders en programmamakers waren het in grote lijnen erover eens wat helpt bij de gebiedsprocessen. Ze hebben geld nodig om bijvoorbeeld grond of stikstofruimte aan te kopen, als ‘smeerolie’ in de processen. Of om boeren schadeloos te kunnen stellen, of te helpen een omslag te maken. En ze vragen om flexibiliteit in de regels. „Den Haag moet doelen formuleren, maar laat de regio ze invullen“, zei Kosters. „We krijgen graag duidelijke kaders uit Den Haag“, vertelde Jonkers, „maar ook een helder mandaat, zodat we niet voor elke handeling een heel proces moet doorlopen.“ Büller gaf als voorbeeld dat er wel geld is voor het aanleggen van kruidenrijke akkerranden, maar niet voor het aanleggen van een wandelpad naar een natuurgebied. „Dat is jammer“, zei ze. „Bureaucratie, en daardoor een gemiste kans.“
Ze vroegen ook om voldoende tijd en een realistische planning. „Als je snelle resultaten eist, verlies je draagvlak“, stelde Kosters. Van der Schans wees erop dat het als een succes beschouwde proces in Schiermonnikoog zeven jaar heeft geduurd. „En dat was nog een eenvoudig proces.“
Geen actieve overheid
Wat ze niet nodig hadden was een overheid die zich tot in detail bemoeit met wat wel en wat niet kan, die regels verandert, of overheden die elkaar beconcurreren. „Wij zijn in 2021 gestart“, vertelde Henny de Jong, programmaleider voor het gebied rondom Botshol in Utrecht. „En alles liep prima, tot 10 juni. Toen kwam dat stikstofkaartje.“ Dat kaartje week zoveel af van waar de deelnemers in het gebied mee bezig waren dat alles vastliep. „Sindsdien ligt het proces stil“, zei De Jong. „Het vertrouwen was weg.“
Volgens De Jong hebben boeren perspectief nodig. Zicht op hoe ze geld kunnen verdienen. Dat beaamde
Robert-Jan van Duijn, kartrekker bij het gebied Nieuwkoopse Plassen ook. „Om mee te doen hebben boeren toekomstperspectief nodig, en verdienmodellen“, stelde hij. „Alle scenario’s die we tot nu toe in kaart hebben gebracht leiden tot minder inkomen van boeren.“ Die willen best meewerken, vertelde hij, maar wel op een manier waarop ze zelf een inkomen kunnen verdienen. „Ze willen niet aan het subsidie-infuus.“
De deelnemers waren het er ook over eens wat niet helpt. Dat is als verschillende overheden stikstofruimte komen wegkopen. Van der Schans wees op Rijkswaterstaat die stikstof komt ‘roven’ voor hun eigen projecten, en Kosters wees op de berichten rond Schiphol en de A27. „Als overheden elkaar beconcurreren op de stikstofmarkt, verliezen deelnemers snel het vertrouwen“, stelde hij.
Volgens Van der Schans zou de stikstofruimte uitgegeven moeten worden via de gebiedsprocessen, of via de provincie. „Dan concurreren overheden niet met elkaar.“
Dwang of geen dwang
Waar de deelnemers aan het gesprek het niet over eens waren, was over het gebruik van juridische dwangmaatregelen. „Hoe meer Den Haag het heeft over een dwingend instrumentarium, hoe meer moeite wij hebben om het vertrouwen van boeren terug te winnen“, zei Van der Schans, en ook Balhuizen zei dat de processen lopen op basis van vrijwilligheid. Maar Matthijs Nijboer, van Natuur en Milieu Overijssel, wees erop dat dwang, als laatste stap, boeren ook kan helpen. „Bij vrijwillige uitkoop is de overheid aan staatssteunregels vanuit Brussel gehouden“, stelde hij. „Maar bij dwang mag de overheid meer geld uittrekken voor schadeloosstelling.“ En ook Kosters wees op de mogelijkheid tot ‘minnelijke onteigening’. „Zo blijf je uit staatssteundiscussies“ stelde hij. Maar dat instrument had hij nog niet nodig gehad.