Toekomst van de landbouw: Grondwaterpeil gaat omhoog in zand- en veengebieden
Met vier Kamerbrieven heeft de regering op vrijdag 25 november haar visie op de toekomst van de landbouw neergelegd. Op 7 en 8 december zal de Tweede Kamer hierover in debat gaan, als ze de begroting van het ministerie van LNV behandelt. In aanloop daarnaartoe lichten wij enkele onderwerpen van die toekomstvisie uit. Vandaag: Water.
Lees hier het eerste artikel in deze serie over PAS-melders.
Lees hier de tweede artikel in deze serie over de RAV-lijst.
De laaggelegen veengebieden in Nederland en de hoge zandgronden kampen volgens minister Harbers met verschillende problemen. Voor het laagveen is dat de bodemdaling, die veroorzaakt wordt door de inklinking en veenoxidatie, en die leidt tot de uitstoot van broeikasgassen uit de bodem (CO2, methaan en lachgas), schade aan funderingen, verdroging van hoger gelegen natuurgebieden en een verslechtering van de waterkwaliteit. Op de zandgronden spelen problemen als droogte, slechte waterkwaliteit en biodiversiteitsproblemen. Voor beide situaties kiest de minister echter dezelfde oplossing: verhoging van het grondwaterpeil.
Laagveen
In de laagveengebieden wil de minister toe naar een grondwaterpeil van 20 tot 40 centimeter onder het maaiveld. Daardoor wordt de bodemdaling geminimaliseerd, schrijft hij, en vermindert de uitstoot van broeikasgassen uit het veen. Een peil van 20 centimeter onder het maaiveld ziet hij als ideaal, maar hij ziet dat de landbouw daardoor geraakt wordt. „Dan zullen extensivering en aangepaste teelten onderzocht moeten worden“, schrijft hij.
Maar in gebieden waar de landbouw een belangrijke rol speelt, zou het peil lager kunnen, tot 40 centimeter onder het maaiveld. De keuze waar dat zou zijn gaat Harbers niet zelf maken, maar dat laat hij over aan de gebiedsprocessen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Daar zijn de provincies aan zet, en hebben boeren en andere belanghebbenden inspraak.
Maar in de gebieden waar landbouw wordt bedreven, moet die landbouw wel duurzaam zijn, stelt Harbers. Dat houdt in dat er maatregelen komen voor het inzetten van nutriënten, gewasbeschermingsmiddelen, en meer. De minister vraagt de provincies, als beheerders van de gebiedsprocessen, om in de veenweidegebieden „stevig in te zetten op het behoud van grasland.“
Zandgronden
Ook op de hoge zandgronden bepalen de gebiedsprocessen de hoogte van het waterpeil. Dat zal 10 tot 50 centimeter hoger kunnen komen te liggen dan nu het geval is. Het hoofddoel is hier om verdroging tegen te gaan. In Tweedekamertaal: „Het is nodig om te komen tot een robuust grondwatersysteem met bufferwerking dat bestand is tegen periodes van droogte.“ Vooral rond natuurgebieden die afhankelijk zijn van grondwater wordt dat peil verhoogd.
Om de aanvoer naar het grondwater te vergroten wil de minister de afvoer van water uit een gebied verminderen, onder meer door het ondieper maken of zelfs dempen van sloten.
Ook wil de minister inzetten op herstel van de beekdalen op zandgronden. Daarmee haalt hij meerdere doelstellingen; de waterkwaliteit wordt beter, het water wordt langer vastgehouden en de biodiversiteit verbetert.
Boeren wordt ook gevraagd om minder grondwater te gebruiken. Een verbod of vergunningsplicht komt er voorlopig niet, maar wel wil de minister, ook buiten de zandgronden trouwens, in beeld brengen hoeveel grondwater er wordt onttrokken - niet alleen op zandgronden, en niet alleen voor de landbouw, maar voor het hele land. Als de omvang van de onttrekkingen bekend is, kan daar een beter beleid op worden gevoerd. Daarmee wil Harbers toewerken naar wat hij ‘een robuust grondwatersysteem’ noemt.
Verdienvermogen
Dit alles heeft effect op het verdienvermogen van landbouwbedrijven, zowel op de zandgronden als die in de veenweidegebieden. Harbers erkent dit, maar geeft gelijk aan dat dat zijn pakkie-an niet is. Voor oplossingen verwijst hij naar zijn collega Adema van LNV. Concreet betekent dit aan de ene kant dat boeren invloed uit kunnen oefenen op de lokale besluiten over peilverhoging en andere zaken door actief mee te doen met de gebiedsprocessen. Zowel het gewenste grondwaterpeil, de mogelijkheid om lokaal water te onttrekken, als details over de beekdalen, worden in die processen bepaald, en boeren kunnen actief meepraten bij die processen.
Aan de andere kant zet Harbers in op het nog te sluiten landbouwakkoord. De beslissingen, en zeker de hogere grondwaterstand in het veenweidegebied heeft impact op het verdienmodel van landbouwbedrijven, schrijft hij. Maar dat moet maar worden opgelost in dat landbouwakkoord, „waarin […] het kabinet samen met de partijen gaat werken aan een toekomstbestendige landbouw en hoe boeren daarmee een eerlijk inkomen kunnen verdienen.“