Kabinet houdt oog op landbouw bij nieuw beleid ruimtelijke ordening
Waar eerdere kabinetten-Rutte de regierol die een overheid heeft bij ruimtelijke ordening hadden laten varen, trekt dit kabinet de teugels weer aan. Het besef is ingedaald dat de verdeling van de schaarse ruimte in Nederland niet aan de markt moet worden overgelaten.
‘De transitie van de landbouw, de versterking van onze natuur, het sturend maken van water en bodem, de energietransitie en de woningbouwopgave zijn alle urgente opgaven, die stuk voor stuk verstrekkende gevolgen hebben voor de wijze waarop we onze ruimte ordenen, gebruiken en beheren’, stelt Hugo de Jonge, minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, in een Kamerbrief die het startpakket voor het nieuwe ruimtelijke ordeningsbeleid, het NOVEX-programma, introduceert.
Nationale doelen
Het programma geeft nationale doelen aan, die voor heel Nederland gelden. Provincies mogen deze doelen vervolgens voor hun eigen gebied uitwerken. De Jonge noemt landbouw hierbij nadrukkelijk. „De opgave voor de landbouw is een langjarig perspectief te bieden voor de agrarische sector en het landelijk gebied“, schrijft hij. „Een landbouw die blijft opereren op regionaal, nationaal, Europees en mondiaal niveau.“ De agrarische sector mag niet het sluitstuk zijn in de discussie over ruimte, stelt hij, en daarom moet het beschermen van bruikbare landbouwgrond nadrukkelijk aandacht krijgen in de gebiedsprocessen.
De toekomstige landbouw moet minder schadelijke emissies uitstoten naar bodem, lucht en water, bijdragen aan het vergroten van de biodiversiteit, én tegelijk een beter verdienvermogen voor boeren en tuinders realiseren. „Voor boeren moet het mogelijk zijn om op deze manier rendabel te produceren“, schrijft De Jonge.
Randvoorwaarden
Tegelijk geeft hij randvoorwaarden voor de landbouw aan. Daarbij haalt hij ten eerste de ‘bodem-en water’-brief van zijn collega Mark Harbers (I&W) aan; de bodem- en waterkwaliteit moeten omhoog, en het land moet zo worden ingericht dat Nederland zowel bestand is tegen periodes van langdurige droogte en tegen wateroverlast. Een concreet doel zal het voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water zijn.
Daarnaast heeft de landbouw ook opgaven vanuit het landelijk klimaatakkoord; het zal de uitstoot van broeikasgassen moeten verminderen en meer koolstof in de bodem moeten vastleggen.
Opgaven voor de regio
Maar de landbouw is niet het enige speerpunt bij deze ruimtelijke ordeningsnota; De Jonge schetst ook doelstellingen voor natuur, voor energienetwerken en voor leefbare steden en regio’s. Deze nationale speerpunten en opgaven vertaalt hij vervolgens in specifieke opgaven voor regio’s. De zeekleigebieden in Zuidwest- , West- en Noord-Nederland zijn bijvoorbeeld goede en vruchtbare landbouwgronden, schrijft hij, maar hebben te maken met toenemende verzilting door een stijgende zeespiegel en minder aanvoer van zoet water. De veenweidegebieden hebben daarentegen als belangrijkste opgave het verminderen van CO2-emissie uit de bodem en het tegengaan van bodemdaling. De hoge zandgronden hebben te maken met verdroging en slechte waterkwaliteit, maar ook met de effecten van de stikstofuitstoot uit de landbouw op de natuur.
Omdat de opgave van gebied tot gebied zo verschilt, is het aan de provincies om een gebiedsgerichte aanpak te ontwikkelen waarin ze deze doelen aanpakt, en tegelijk bijdraagt aan de vitaliteit van het landelijk gebied. „Het is belangrijk om altijd gebiedsgericht te kijken“, schrijft De Jonge; „vanuit de kenmerken en kwaliteiten van een gebied en vanuit de lokale samenhang tussen opgaven.“