Knelpunten bij provinciale uitvoering gebiedsprocessen. 'Voor de PAS-melders moet snel een oplossing komen, willen we verder kunnen'
Het is nog niet vaak voorgekomen; de landbouw- of stikstofgedeputeerden van alle twaalf provincies gingen in de Tweede Kamer, in vier blokken, met Kamerleden in gesprek over de gebiedsprocessen, de provinciale uitwerkingen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied. Maar de nood is dan ook hoog. En uit alle provincies kwam eigenlijk dezelfde klacht. Een scherpe deadline (op 1 juli volgend jaar moeten de provincies een toetsbaar plan hebben opgeleverd), maar te weinig middelen en te weinig duidelijkheid over wat wel en wat niet kan. „Boeren willen wel bewegen", zei de Overijsselse gedeputeerde Gert-Harm ten Bolscher, „maar als ze mij vragen wat er mogelijk is, sta ik met lege handen."
Doelen niet helder
De belemmeringen die de provincies zien zijn te verdelen in verschillende categorieën. De eerste is het ontbreken van heldere doelen. Het is bijvoorbeeld nog steeds niet bekend wat de maatstaven zijn van grondgebondenheid, hoe landschapsgrond nu precies gedefinieerd wordt, en hoe de compensatie voor de waardevermindering daarvan in elkaar zit. „De duidelijkheid ontbreekt", stelde Peter Drenth, gedeputeerde van Gelderland, in een van te voren ingediend position paper. „Dat is een belemmerende factor voor gebiedsprocessen. Het is niet werkbaar als de doelen nog lang onduidelijk blijven." Ook de Brabantse gedeputeerde Erik Ronnes zag dat. „We hebben snel duidelijkheid nodig over de doelen", vertelde hij. „Die moeten stabiel zijn. Het tussentijds aanpassen van die doelen maakt het realiseren daarvan in gevaar."
Tijdspad te krap
Meteen daaraan gelinkt is het tijdspad dat de Rijksoverheid heeft uitgetekend. „Er is onduidelijkheid over de verschillende regionale doelstellingen", zei Mirjam Sterk van de provincie Utrecht, „en het landbouwakkoord komt op z'n vroegst pas eind maart. Maar de eerste gesprekken in het kader van de gebiedsprocessen moeten we nu al voeren. Wij moeten een eerste, toetsbare, versie van het Provinciaal Programma Landelijk Gebied opleveren terwijl we aan boeren niet duidelijk kunnen maken wat het perspectief voor hun bedrijf is." Boeren die in transitie willen, heeft de provincie zo weinig te bieden, vertelde ze. "Als die vragen hoe, hebben we geen antwoord. En dat hebben we wel nodig om ze mee te krijgen in die gebiedsprocessen."
Zij merkte op hoe de doelen van de Rijksoverheid steeds verder opschuiven. „Die doelen zouden op 10 juni bekend worden gemaakt, maar dat is nu nog steeds niet gebeurd. Maar de deadline voor de gebiedsgerichte aanpak schuift niet op."
Ook het feit dat maatregelen voor industrie en mobiliteit nog nauwelijks bekend zijn gemaakt, helpt niet constateerde de Zuid-Hollandse gedeputeerde Jeanette Baljeu. „Dat heeft ons echt genekt. We zijn al lang met deze processen bezig, en we zijn al twee en een half jaar aan het zeggen dat die regels er komen."
Ook Drenth zag dat. „Nu ligt de focus te veel alleen op de landbouw. Dat ondermijnt het draagvlak."
Geen oplossing voor PAS-melders
Ook het onvermogen van de overheid om de problematiek rond de PAS-melders op te lossen maakt de gebiedsprocessen moeilijk. „Het ondermijnt het draagvlak voor de landbouw om mee te doen met die processen", vertelde Johan Hamster (Groningen). Zijn provincie, legde hij uit, heeft één klein stikstofgevoelig natuurgebiedje, maar wel 126 PAS-melders. „De boeren zitten bij ons nog steeds aan tafel, maar ze zijn wantrouwend."
Zijn Drentse collega Henk Jumelet stelde het zo: „Als je de gebiedsgerichte aanpak tot een succes wil maken, dan moeten ook de boeren aan tafel komen die nu geen vergunning hebben." Net voor het overleg, vertelde hij, hadden de Gedeputeerde Staten in Drenthe een motie aangenomen die de Rijksoverheid oproept om met een noodwet PAS-melders een vergunning te geven. „Om de boeren aan tafel te houden", zei hij, „is een betrouwbare overheid nodig."
Te weinig middelen, te veel regels
Een vierde knelpunt zijn de middelen - het geld. Provincies lopen kansen mis; verschillende gedeputeerden vertelden dat boeren bij hen komen om te vertellen dat ze willen stoppen, maar dat de provincie vervolgens het geld niet heeft om die bedrijven op te kopen. „Boeren willen er niet op wachten tot dat geld vrijkomt", vertelde de Noord-Hollandse gedeputeerde Esther Rommel, „en wijken dan uit naar de vrije markt. Daardoor houden wij geen grip op de stikstofruimte." Erik Ronnes constateerde dat er een grote spanning zit tussen aan de ene kant de doelen die het Rijk de provincies oplegt en aan de andere kant de financiële dekking daarvoor.
En als het geld er wel is, is de uitgave daarvan gebonden aan allerlei regels en voorwaarden. Ook dat zorgt ervoor dat de provincie vaak niet op de kansen in kan springen die zich voordoen. Jumelet pleitte daarom dat de provincies ruimte krijgen voor maatwerk.
Die strenge eisen bij de opkoopregelingen gaan ook leiden tot capaciteitsproblemen, waarschuwde Geert Gabriëls. Zijn provincie, Limburg, heeft weliswaar vijfentwintig landbouwbedrijven kunnen opkopen met een vrijwillige regeling, maar dat was volgens hem ondanks, en niet dankzij, de regels die daaromheen hingen. „Een team van vijftien juristen en ambtenaren is daar anderhalf jaar mee bezig geweest", vertelde hij aan de Kamer. „Vijftien man, anderhalf jaar, voor vijfentwintig boeren. Bedenk eens hoeveel mankracht je dan nodig hebt om al die bedrijven op te kopen die het Rijk voor ogen heeft."
Drenth zag dat in de regelingen de focus teveel ligt op opkoop. „Er moeten ook regelingen komen voor verduurzaming van bedrijven", stelde hij, „en voor innovatie, extensivering of verplaatsing."
Zijn collega Ten Bolscher beaamde dat. Hij verwees naar het 'trappetje' uit het rapport-Remkes; innovatie, verplaatsen, of stoppen. „Wat ik nu alleen maar kan bieden is 'u kunt stoppen'", vertelde hij. „En dan kan ik ook nog niet vertellen welke regeling er daarvoor is."
Gebrek aan perspectief
Ook het feit dat het de regering nog steeds niet is gelukt om een perspectief voor de boeren te schetsen, op een paar algemene, vaag geformuleerde, transitiepaden na, is een belemmering voor de processen. „Boeren durven niet te investeren, en ruilverkaveling blijft op slot zitten", vertelde Jumelet. Hamster voorzag een scherpe inkomensdaling voor boeren, als gevolg van het wegvallen van derogatie, scherpere GLB-eisen, en andere zaken, en die daling is volgens hem niet op te vangen met vergoedingen voor ecodiensten of het ANLB.
De roep om snel een goed perspectief voor de boeren te creëren klonk bij alle provinciebestuurders door. „We vragen boeren nu om voor heel veel geld een hypotheek af te sluiten", stelde Sterk, „zonder dat ze de voorwaarden kennen of de toekomst kunnen schetsen." Zij snapte dan ook wel dat boeren af en toe de hakken in het zand zetten.