Fryslân moet vangen en doden van steenmarters matigen
Gedeputeerde Staten in Fryslân verleende in december 2022 een ontheffing voor het doden van 429 steenmarters in een aantal weidevogelgebieden. Het doel hiervan is om te voorkomen dat steenmarters de nesten van de weidevogels, en in het bijzonder de grutto, leegroven.
Dat is volgens het college nodig omdat het bijzonder slecht gaat met de weidevogels en in het bijzonder de grutto. Provincie Fryslân is ook in hoge mate verantwoordelijk voor het voortbestaan van de grutto nu deze binnen Europa voor een zeer belangrijk deel in Fryslân broedt.
Tegen dat besluit is door drie natuurstichtingen bezwaar gemaakt. Ze hebben de rechtbank gevraagd om een oordeel omdat ze van mening zijn dat de steenmarter ook een beschermd dier is en het afschieten van de steenmarters niet gaat helpen om de weidevogelstand te verbeteren en de grutto voor uitsterven te behoeden. Zij benadrukken dat eerst de leefomgeving, de biotoop, van de weidevogels moet worden vergroot en in kwaliteit moet verbeteren zodat er ook genoeg voedsel is voor de jongen om te overleven.
Onzekerheid
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat er de nodige onzekerheid is omtrent de vraag of het echt wel nodig is dat de steenmarter wordt gedood om de overlevingskansen van de weidevogels en de grutto te verbeteren. Die onzekerheid ziet met name op de vraag of niet eerst de biotoop van de weidevogels op orde moet worden gebracht en op de vraag of het doden van de steenmarter inderdaad zo’n gunstig effect zal hebben op de weidevogelstand dat de neergang kan worden omgebogen. Tenslotte stelt de voorzieningenrechter de nodige vraagtekens bij de vraag of er door het doden van de steenmarter geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de steenmarter.
Matigen
Gelet op de door GS en de faunabeheereind uitgesproken verwachting dat in de komende periode niet meer dan 250 steenmarters zullen worden gevangen en gedood, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een maatregel te treffen, in die zin dat de provincie niet meer dan 200 steenmarters mag vangen en aansluitend mag doden, evenredig verdeeld aan de hand van de in het bestreden besluit genoemde ontheffings-gebieden voorkomende steenmarters.