Fryslân wil met generieke stikstofaanpak opgave in gebieden kleiner maken
De Friese aanpak richt zicht op drie fasen. Nu, straks en later. Nu is de periode tot 2026, straks is de periode van 2026 tot 2035 en later is de periode na 2035. 'Met de huidige snelheid van ontwikkelingen, vinden we het lastig om al keuzes te maken binnen het FPLG over die periode. We willen daarom transparant zijn over wat we weten, maar de komende tijd ons meer richten op nu en straks', zo schrijft de provincie in een persbericht.
De provincie gaat deels verder met bestaande trajecten, zoals het Veenweideprogramma, de Kaderrichtlijn Water en het NatuurNetwerkNederland. 'Daar richten we ons op uitvoering, het monitoren van de voortgang en het vergaren van de juiste kennis voor de volgende fasen.'
Stikstof
Met betrekking tot stikstof is er voor negen van de twaalf stikstofgevoelige natuurgebieden een generieke reductie nodig van 25 procent om het landelijke doel, 74 procent van de stikstofgevoelige natuur onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) te krijgen. Dit doel is volgens de provincie te bereiken met 'eenvoudig toe te passen maatregelen'.
Rond de gebieden Fochteloërveen, Drents-Friese Wold & Leggelderveld en Rottige Meenthe & Brandemeer is een hogere reductie nodig om de wettelijke doelen te halen. Het sturen op doelen via Kritische Prestatieindicatoren (KPI’s) en een gecombineerde aanpak van stikstof en methaan ziet de provincie als kans om stikstof te reduceren.
Veenweide
Voor de reductie van CO2 uit veenweiden richten gaat de provincie verder met het vastgestelde Veenweideprogramma 2021-2030 met een maximaal grondwaterpeil van gemiddeld 40 centimeter onder het maaiveld.
Tot 2026 concentreert Fryslân zich op het verminderen van de CO2-uitstoot in gebieden met een dik veenpakket. In 2025 vindt een herijking plaats waarin we bepalen wat verder nog moet of kan worden gedaan. Dat gaat onder meer over maatregelen op gebieden buiten het dikke veen, waar in het programma al afspraken over zijn gemaakt. Dit wordt betrokken in verdere besluitvorming over het FPLG.
Te weinig budget
Het Rijk verwacht dat Fryslân 2,5 miljard euro nodig zal hebben uit het Transitiefonds. 'Hoewel dit een groot budget is, is dit niet voldoende om de doelstellingen in onze provincie te realiseren', staat in het FPLG.
Het meeste geld is nodig voor het afwaarderen van grond en de uitvoering van het Veenweideprogramma (1,9 miljard euro). Daarna volgen uitgaven voor natuur (1 miljard euro) en sociaal-economische kosten (500.000 euro). Voor landbouw gaat 486.000 euro naar het Fries beheerfonds Doelsturing en 500.000 euro naar het Fries Innovatiefonds Landbouw.
Generieke maatregelen
Naast de financiële aspecten, zijn er randvoorwaarden voor Fryslân van belang om te komen tot concrete en succesvolle aanpak van het FPLG. Zo verwacht de provincie dat het Rijk overgaat tot het stellen van een norm voor emissiearme bedrijfsvoering of een generieke maatregel met vergelijkbaar effect en met een aanpak komt voor de piekbelasters, grondgebonden maatregelen en de PAS-melders.
Dit concept gebiedsprogramma wordt de komende weken aan betrokken partijen voorgelegd voor een eerste reactie. Zo wordt alle Friese besturen, de 18 Friese gemeenten, algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân en Provinciale Staten gevraagd om te reageren. Ook gaat de provincie in gesprek met leden van commissies die bestaande gebiedsprocessen leiden.
Gebiedsplan
Alle provincies moeten voor 1 juli 2023 een provinciaal plan indienen bij het Rijk. Die gaat deze dan beoordelen en de gevraagde budgetten toekenen. In totaal is er 24 miljard euro beschikbaar voor alle twaalf provincies.
Fryslân is na Overijssel de tweede provincie die een plan bij het Rijk indient. Overijssel vroeg ook al 5 miljard. Dit betekent dat de helft van het totale budget al is toegeëigend.
LTO Noord reageert positief-kritisch op plannen
Regiobestuurder Jan Teade Kooistra van LTO Noord ziet dat er offers gevraagd gaan worden van de boeren. 'Er wordt gekozen voor een aanpak met draagvlak vanuit de sector. Dus van onderaf met regie in het gebied en dat spreekt ons wel aan. Boeren moeten de ruimte en de tijd krijgen om mee te bewegen om zaken te kunnen meenemen in hun bedrijfsvoering en de bedrijfsstrategie. Dat lijkt met dit concept-programma een mogelijkheid.'
Voldoende middelen voor innovatie
LTO Noord blijft echter kritisch. Het is niet vanzelfsprekend dat er een landbouwakkoord komt en dat de middelen vanuit het Rijk voldoende zijn om doelen in de provincie te halen en toekomstperspectief voor de agrarische sector in Friesland te borgen. Kooistra: 'We blijven erop hameren dat met innovatie doelen bereikt kunnen worden. Daarom is het ook van belang om in het FPLG vast te leggen dat er voldoende middelen op het boerenerf terecht komen. In de huidige begroting zijn er voor de ambities voor veenweide en weidevogels grote getallen opgenomen, maar voor innovatie wordt er minder begroot. Dat moet wat ons betreft beter in balans gebracht worden.'